Reden 1.’Indian Summer’
Het eerste boek dat ik van Geeraerts las, was de kleine maar intense verhalenbundel ‘Indian Summer’, verschenen in 1969, 1 jaar na ‘Gangreen 1’. Het was 1974 voor ik het boek in handen kreeg, het ligt hier nu voor mij, de derde druk. Ik heb honderden zinnen onderstreept, en er staan overal uitroeptekens en asterixen naast de tekst . Het boek maakte duidelijk veel indruk op mij. De verhalen zijn, hoewel vrij sober, toch in dezelfde dynamische stijl geschreven als de twee eerste (van vier) Gangreens, met veel ellenlange zinnen zonder leestekens of hoofdletters, een vitale stroom gedachten en gebeurtenissen.
Maar in’ Indian Summer’ staan vooral vrij filosofische verhalen, met beschouwingen over inwijdingen, leven en dood. Het viel mij toen al op dat Geeraerts ondanks of juist door zijn vitalisme ook een nostalgicus was, een man met heimwee naar gesloopte gebouwen, verdwenen natuur en failliete automerken. Ik merk nu dat twee andere boeken uit mijn kast, het nog filosofischer ‘Tien brieven rondom liefde en dood’, en het scherpe politieke pamflet ‘De heilige kruisvaart’ ook vol commentaren en strepen staan.
Reden 2. ‘Schroot’ en ‘Zonder clan’
In de late jaren ‘70 vervulde ik mijn dienstplicht in Duitsland en daarna werkte ik op een kantoor in Brussel. In het leger en op de trein vanuit West-Vlaanderen (de toen zogenoemde Trans-Westhoek-Express Brussel-Poperinge) had ik tijd zat om te lezen. Over ‘De Avonden’ van Gerard Reve hoor je wel eens dat de (jonge) lezers het boek af en toe moesten weggooien om alles te laten doordringen. Ik had die ervaring met ‘Schroot’ en ‘Zonder clan’, twee strakke en knappe, helaas bijna vergeten romans die Geeraerts schreef in de vroege jaren 60, meteen na zijn Congolese periode. Geeraerts produceerde toen, zoals later, erg veel. In zijn debuut ‘Ik ben maar een neger’ schetst hij een knap portret van een zogenoemde évolué, een Congolees met een bril, die de middelbare school heeft gevolgd, maar uitgerekend daardoor nergens meer thuishoort. ‘Het verhaal van Matsombo’ is het vervolg daarop. Voor ‘Gangreen 1’ verschenen nog ‘De Troglodieten’ en ‘De zeven doeken der schepping’. Maar ‘Schroot’ en ‘Zonder clan’, bittere scherpe aanklachten van een ontredderde auteur, maakten de meeste indruk.
Reden 3. Staatsprijs en censuur
Bijna vijftien jaar voor Geeraerts bestudeerde Hugo Claus de Amerikaanse literatuur en componeerde hij met ‘De Metsiers’ een duidelijk door William Faulkner geïnspireerd boek. Geeraerts las Hemingway en Miller. Zij leerden hem dat literatuur vulkanisch en dynamisch moet zijn. Een schrijver mag alle regels overboord gooien. ‘Gangreen 1, Black Venus’, verscheen in 1968, een beter jaar had hij niet kunnen kiezen, toch al tien jaar na het vertrek van Geeraerts uit Congo.
De roman van goed en wel 140 bladzijden heeft de Vlaamse literatuur veranderd. En gepolariseerd. Als lezer of recensent was je voor of tegen. Maar de tegenstanders moesten wel bekennen dat de man verdraaid kon schrijven. Dat die stijl, het moderne eenvoudige en toegankelijke vocabulaire en de brutale eerlijkheid misschien niet uniek waren op wereldniveau, maar wel in het Nederlands. Of je Gangreen 1 en 2 nu racistisch, seksistisch of imperialistisch vindt, voor het eerst kreeg de Vlaamse lezer de rauwe onaangename werkelijkheid van de eindtijd van het Belgische kolonialisme koud in het gezicht geslingerd. De ontnuchtering was groot en pijnlijk.
Het duurde tot 1972 voor ‘Gangreen 2, De goede moordenaar’, verscheen, een politiek boek dat onder meer de inzet van Belgische para’s in Congo hekelde. De roman eindigt met Geeraerts die ziek van afkeer in Brussel door een raam twee hoog de para’s die in Katanga hadden gediend triomfantelijk voorbij zag marcheren.
Voor Gangreen 1 kreeg Geeraerts in 1969 de driejaarlijkse staatsprijs. Maar de censuur sloeg toe en het boek werd verboden door de socialistische minister van justitie Jos Vranckx. Ik herinner me dat de onderpastoor, niet eens de kwaadste of meest conservatieve priester uit mijn leven, van op de preekstoel fulmineerde tegen een land dat een staatsprijs gaf aan ‘een hoop drek’. Laten we eerlijk wezen, Gangreen 1 maakte furore door de onverbloemde bevrijdende erotiek, zo anders dan bij Boon of Claus, zo wild en welhaast dierlijk. Vlaanderen maakte kennis met het hedonisme.
Reden 4. Vader, dochter en zoon
Mijn schoonvader had een niet alleen erg grote hoge brede maar ook diepe boekenkast. Hij behoorde van de jaren 60 tot 80 tot de ruimdenkende katholieke culturele elite van Brugge. Hij las, kende en verdedigde Boon, vuil Lowietje. Maar vies Jefke stond zo op het eerste zicht niet in zijn boekenkast. Tot een van zijn dochters op zekere dag ontdekte dat er achter de eerste nog een tweede rij boeken school, waar bij anderen de voorraad whisky eventueel zit. Jawel, daar prijkte de complete Geeraerts, tot vermaak van de kinderen.
Mijn eigen vader duldde eenvoudigweg niet dat ik Geeraerts las, dat was blasfemische staatsgevaarlijke pornografie. Ik moest Jef dus lezen op de trein en in de kazerne. Maar in 1980 gebeurde een totale ommekeer. Toen verscheen ‘De Coltmoorden’, de eerste van een lange reeks thrillers en politieverhalen. Ik vond er maar niks aan, mijn vader ging overstag. Ik had alles van Jef gelezen tot, mijn vader vanaf 1980. Welke auteur kan dat nog zeggen?
Reden 5. Verfrissende mediafiguur
De media ontdekten Geeraerts vrij snel na Gangreen 1. De man liet intussen zijn baard breed groeien, droeg amuletten en kralen boven zwarte gewaden en verscheen als een sjamaan op televisie, eerst in culturele programma’s, snel ook in spelletjes en kwissen. Geeraerts betekende goeie tv, leuke radio, interessante kopij. Ik herinner mij Wachtwoord, een eenvoudig taalspelletje geleid door de heerlijke Nand Baert. Twee bekende Vlamingen en evenveel gewone mensen moesten woordjes raden. Jef nam deel als partner van een brave huisvrouw. Hebt u Gangreen 1 gelezen? vroeg Nand aan de dame. Ja, zei ze enigszins nuffig. En? drong Nand aan. Ik ben een vrouw, antwoordde de kandidate terwijl ze zich blozend weg draaide. Jef vermaakte zich kostelijk.
Maar later werd Geeraerts soms een karikatuur van zichzelf. Er was dat jaarlijkse ritueel op de boekenbeurs, met Jef die altijd net dan weer een thriller uit had, en pontificaal, dagen lang boeken signeerde. Ook Jagen met Jef en Reizen met Jef en Op Avontuur met Jef waren er te veel aan. We hebben net een keer te vaak vernomen dat hij beren en nijlpaarden neerlegde en ooit mensenvlees at. Op een verdwaalde zondag stond hij zelfs ook eens op een BSP-lijst.
Reden 6. Vyncke en Verstuyft
Ook al waren de thrillers niet aan mij besteed, het mooi volgens de regels van het genre uitgekiende speurdersduo Vyncke en Verstuyft kon mij wel bekoren. En een aantal film- en feuilletonproducers blijkbaar ook. In de jaren 80 voelde ik mij ook geroepen om boeken te schrijven, en ze verschenen zowaar bij dezelfde uitgeverij, Manteau . Zo heb ik Jef op bedrijfsfeesten en op de boekenbeurs wel een aantal keren ontmoet. Echt hartelijk of heel toegankelijk was hij niet. In 1986 was ik met een aantal gemeenschappelijke vrienden op bezoek in zijn woning in Drongen, vreemd geprangd tussen de E40, de afrit en de expressweg naar Gent. In zijn woning slopen een paar bijzonder sierlijke katten. Het bezoekende gezelschap nam plaats in de witte lederen sofa’s, die er blijkens het laatste Humo-interview in afgetakelde vorm nog staan, waarna Jef op de grond ging zitten, tegen de zetel geleund. Het gesprek ging over muziek, en over exquise restaurants. De hedonist was epicurist geworden.
Ik zat toen met een roman in mijn hoofd die een speurders-nevenintrige had. Ik vroeg hem of ik zijn figuren Vyncke en Verstuyft mocht lenen. Daar had hij niets op tegen. Later heeft hij mij nooit rechtstreeks gezegd wat hij vond van wat ik met zijn helden aanvatte, maar via-via vernam ik dat hij het niet apprecieerde dat ze bij mij oud en gedegradeerd waren. Ik herinner mij ook nog dat ik hem die middag in Drongen vroeg of hij zelf niet graag politie-inspecteur was geworden, en dat hij me daarop met een vernietigende blik aankeek.
Reden 7. Dood in Bourgondië
In 1975 verscheen ‘Gangreen 3, Het teken van de hond’, over Geeraerts’ kindertijd en jeugd. Voor dit boek deed hij voor het eerst een uitvoerige research. Hij trok weer naar alle plaatsen uit zijn jonge jaren, sprak met zowat iedereen die ooit met hem te maken had. Het resultaat is een geslaagd tijdsdocument en een melancholische originele ontwikkelingsroman. Van research zou Geeraerts later zijn handelsmerk maken. Tè soms. Ruth Rendell, vorige week overleden en een leeftijdsgenote, gaf grif toe dat zij niet aan opzoekingswerk deed.
‘Gangreen 4, Het zevende zegel’, het zwakste deel van de cyclus verscheen in 1977. Maar in ‘76 was er nog een erg sterke roman, ‘Dood in Bourgondië’, over de buitenbaarmoederlijke zwangerschap en daaropvolgend miskraam, op vakantie in Frankrijk, van Eleonore. Dat aangrijpende boek is ook een meedogenloze afrekening met de Orde van Geneesheren die blunderende artsen in bescherming neemt. Ja, Eleonore of Nora was intussen in het leven van Geeraerts verschenen, zijn muze zijn gezellin, zijn àlles. In ‘Dood in Bourgondië’ beschrijft Jef bijna exhibitionistisch realistisch zijn seksueel leven met Nora. Twee jaar later trouwden ze. Ze waren onafscheidelijk. Liefde met grote L. Het overlijden aan kanker van Nora bijna 7 jaar geleden was een onvoorstelbare klap voor Jef. Hij heeft nog het boek waaraan hij bezig was afgewerkt, en daarna niets meer.
Bedankt Jef!
Vlaanderen 2015 is een totaal andere regio dan in 1960. Omdat we van ver komen, lijkt de evolutie naar ontvoogding en moderniteit bij ons een stuk drastischer dan in de buurlanden. In 1960 kon je Vlaanderen vergelijken met Polen, Portugal en Ierland. Dat we losgeraakt zijn uit die ultramontaanse beklemming is het werk van velen.
Jef Geeraerts heeft meer dan zijn deel gedaan. Voor hem waren er geen taboes, geen heilige huisjes, knecht noch meester. En bovenal: meer dan een handvol van zijn boeken zal de tijd trotseren. Voor al dat werk, die schoonheid, die liefde voor het volle onvoorwaardelijke leven, voor die moed en sluwheid, duizendmaal dank Jef!
Lucas Vanclooster