“Poëzie om in harde tijden verzachtende omstandigheden te creëren”

In het Letterenhuis in Antwerpen is de doorstart gegeven van het stadsdichterschap, maar nu onafhankelijk van het stadsbestuur. Drie dichters en een duo kregen van inwoners en sympathisanten de symbolische pen toegestopt. Ruth Lasters schreef al een eerste stadsgedicht over de laatste tijger uit de Antwerpse Zoo, “symbool voor een onstuimige dialoog met iedereen”.

Precies twintig jaar geleden, op Gedichtendag 2003, werd de allereerste Antwerpse stadsdichter geïnstalleerd: Tom Lanoye. De traditie wordt nu voortgezet, zij het zonder de steun van het stadsbestuur, waarmee de dichters eind vorig jaar in onmin raakten, omdat een gedicht geweigerd was.

Vier onafhankelijke stadsdichters (Lotte DodionLies Van GasseRuth Lasters en het duo Proza-K) kregen in het Letterenhuis symbolisch pennen toegestopt van inwoners en poëzieliefhebbers, aangemoedigd door oud-stadsdichters Joke van Leeuwen, Peter Holvoet-Hanssen en Maud Vanhauwaert. Ze zijn aangesteld voor twee jaar.

De stadsdichters leggen sterk de nadruk op “het vrije woord” en de vrije meningsuiting. Lies van Gasse: “Dichters hebben vrijheid nodig om te kunnen denken; wij allen hebben vrijdenkers nodig om iets te kunnen betekenen. Daarom kiezen wij, Antwerpse stadsdichters, voor de Antwerpse bush en niet voor het geordende huis met haar Schoon Verdiep.”  

Ook in andere toespraken was nog bitterheid te horen over het conflict met het stadsbestuur. “Er wordt wel eens gezegd dat poëzie zich niet mag bemoeien met politiek. Er schuilt veel waarheid in deze woorden, maar ze staan niet in de goede volgorde,” zei initiatiefnemer en oud-stadsdichter Stijn Vranken. Maar hij laat de deur wel op een kier: “We steken onze hand uit. Wat ons betreft – welgemeend – valt er wel ooit weer samen te werken. Dat zou heel erg mooi zijn.”  

Ruth Lasters, wiens laatste gedicht “Losgeld” werd geweigerd door de stad, schreef nu als eerste een nieuw actualiteitsgedicht, “Yessie”, over de laatste tijger in de Zoo van Antwerpen, die in 2015 stierf. “De tijger staat symbool voor de onstuimige dialoog waar ik naar terugverlang, de dialoog met iedereen, ook met andersdenkenden.”

Ook Lotte Dodion legt de klemtoon op het “verbindende karakter van de poëzie, om de samenleving warmer te maken, om in harde tijden verzachtende omstandigheden te creëren”. 

Elke maand komt er een actualiteitsgedicht van een van de dichters. En daarnaast werken ze aan “zichtbare, hoorbare, voelbare” projecten in de openbare ruimte. Yves Kibi Puati Nelen en Cleo Klapholz, het jonge woordkunstenaarsduo Proza-K, hebben bijvoorbeeld plannen met zowel jongeren als met senioren.

De onafhankelijke stadsdichters krijgen de steun van allerlei culturele en sociale organisaties en hopen ook op geld van het publiek via crowdfunding. Meer over hun plannen vind je hier.

Lees dit artikel ook op vrtnws.be.

Niemand verlaat zijn thuis tenzij thuis de bek van een haai is

De Somalisch-Britse “poëtische superster” Warsan Shire komt in Brussel haar werk voorstellen. Ze werd wereldberoemd met het gedicht “Home” in 2015, een aangrijpende en veel gedeelde tekst over vluchtelingen. Zangeres Beyoncé las verzen van Warsan Shire voor in “Lemonade”. Zanger Gregory Frateur van de groep Dez Mona “kreeg kippenvel” van haar gedichten en inspireerde zich erop voor zijn eigen plaat. Nu is er een eerste bundel van Warsan Shire vertaald in het Nederlands, “Zegen de dochter”. 

Warsan Shire werd in 1988 geboren in Kenia als kind van Somalische ouders. Toen ze één jaar oud was, kwam ze in aan in Groot-Brittannië. Ze studeerde creative writing aan de London Metropolitan University. Haar gedichten vonden eerst hun weg via sociale media als Tumblr en Twitter; daarna volgden kleinere publicaties. Ze werd de jongeren-stadsdichter van Londen en won verschillende internationale prijzen. Warsan Shire woont in Los Angeles met haar gezin.

Het gedicht “Home” van Warsan Shire raakte – en raakt- wereldwijd een gevoelige snaar; het is massaal gedeeld op sociale media en ook vaak in het openbaar voorgelezen. In de tekst geeft Shire een stem aan vluchtelingen. De directe inspiratie kwam van een bezoek aan een verlaten ambassadegebouw in Rome, waar een Somalische vluchteling van het dak was gesprongen.

Niemand verlaat zijn thuis tenzij thuis de bek van een haai is. Je
rent pas naar de grens als je de hele stad ook ziet rennen.
De jongen met wie je op school zat, die jou duizelig kuste achter de oude tinfabriek, draagt een geweer dat groter is dan zijn lichaam. Je verlaat thuis alleen als thuis je niet laat blijven.

Fragment uit “Thuis” van Warsan Shire, vertaling Radna Fabias

Warsan Shire schrijft over haar eigen ervaringen als migrant, over je huis kwijtraken en je nergens thuisvoelen, over oorlog. En over een (zwarte) vrouw zijn, met gedichten over seks, maagdelijkheid of genitale verminking. 

De bundel “Zegen de dochter” gaat over een meisje dat wordt opgevoed door de stemmen in haar hoofd, bij gebrek aan iemand die voor haar zorgt. Shire put uit haar eigen leven en dat van familie en vrienden, maar ook uit de popcultuur en de media, om de levens van vluchtelingen en migranten, moeders en dochters, zwarte vrouwen en tienermeisjes te vatten.

Het hart van de vluchteling heeft zes kamers.
In de eerste ligt je moeders onuitgepakte koffer.
In de tweede huilt je vader in zijn handen.
De derde kamer is een immigratiekantoor,
je afgehakte benen in de vierde,
in de vijfde een baarmoeder – de jouwe?
de zesde gaat open met de juiste papieren.

Fragment uit “Assimilatie” van Warsan Shire, vertaling Radna Fabias

In 2016 las zangeres Beyoncé verzen van Warsan Shire voor, tussen de nummers van haar album “Lemonade”, waar ook een film bijhoorde. Ook voor het visual album “Black is King” uit 2020 putte Beyoncé uit het werk van Warsan Shire.

Ook zanger Gregory Frateur van de groep Dez Mona is erg geraakt door de gedichten van Warsan Shire. LUCY, de laatste plaat van Dez Mona, samen met barokensemble B.O.X, gaat precies over de zoektocht naar een thuis. Voor het nummer “All out” kwam de inspiratie rechtstreeks van het gedicht “Home” van Shire. “Ik kreeg kippenvel toen ik het las,” zegt Frateur. “Geen enkel krantenartikel kan zo goed omschrijven wat er omgaat in een vluchteling.”  

Het engagement van Warsan Shire spreekt Gregory Frateur aan: “Het is sterk dat je met je kunst zo’n advocate, een pleitbezorger kunt zijn voor minderheden. En ook haar taal is bijzonder: “Het is krachtige poëzie, direct, begrijpbaar, in mensentaal. Niet te archaïsch, maar van deze tijd.” 

“Zegen de dochter” is de titel van de bundel van Warsan Shire in het Nederlands. De gedichten zijn vertaald door Radna Fabias. Die Nederlandse dichteres, geboren in Curaçao, kaapte in 2019 alle poëzieprijzen weg met haar debuutbundel “Habitus”. Het boek is intussen vertaald in het Frans, Spaans, Arabisch en Duits. Radna Fabias vertaalde niet enkel de gedichten van Warsan Shire, maar ook die van de Amerikaanse Louise Glück, die de Nobelprijs voor literatuur kreeg in 2020.

Warsan Shire is op zondag 25 september te gast bij Passa Porta in Brussel, in het kader van het Poetik Bazarfestival, samen met vertaalsters Radna Fabias en Sika Fakambi. 

Lees dit artikel ook op vrtnws.be.

“Watou vindt zichzelf opnieuw uit”: speels Kunstenfestival op en over de grens

Er waait een nieuwe wind door het Kunstenfestival Watou, met kunstenaars en dichters die ter plekke inspiratie vonden en nu hun werk tonen, de hele zomer lang. VRT NWS ging al eens voorproeven “aan de schreve”, op en ook over de grens tussen Frankrijk en België.  

Het Kunstenfestival Watou, intussen 41 jaar jong, is een kat met veel levens. Dit jaar tonen vaak jonge kunstenaars en dichters werk dat ze ter plekke hebben bedacht. Mentor Koen Vanmechelen lanceerde een oproep en organiseerde vorige zomer een tentenkamp voor artiesten in Watou. Uit dat Patchwork-project werden allerlei frisse ideeën geboren, zo blijkt uit de oogst van een jaartje later. 

Koen Vanmechelen: “Dit is een Watou dat zich bevraagt, dat zich opnieuw wil uitvinden. In een expo als Watou moet er ook nieuw talent gevonden worden. Dat houdt een risico in.” Maar Vanmechelen ziet veel interessants in het thema “Sense of Place”:  “Het is kunst die hier ontstaan is, maar niet noodzakelijk hier moet blijven. We praten over universeel werk. Daarom zijn het ook kunstenaars! Ik ben zelf actief met Labiomista in Zwartberg – of all places – maar ook vandaaruit kun je communiceren met de wereld. Zolang het werk maar een innerlijke kracht heeft en universele thema’s aanraakt.” De wereld is het dorp en het dorp is de wereld.

Watou als broedplek voor nieuw talent: dat neemt Koen Vanmechelen letterlijk. Het was in Watou dat hij meer dan 20 jaar geleden zijn “Cosmopolitan Chicken Project” begon, de kruising van rassen op zoek naar de universele kip. Intussen is de kunstenaar wereldwijd actief. Hij stelt dit jaar opnieuw zelf tentoon in Watou, onder meer in de kerk, waar een haan en een nar elkaar in de hoogte omhelzen,  een “tableau vivant met het tabernakel”.

Wat valt er op in het Kunstenfestival Watou dit jaar? Dat veel kunstenaars niet zomaar met hun creaties zijn neergestreken in het dorp, maar lange tijd aanwezig waren én met de inwoners hebben samengewerkt. Zoals de jongste van de bende, de 23-jarige Helena Cnockaert, zelf van de streek. Ze stelt in Watou haar masterproef textielkunst voor. “Ik heb hier twee zomers gewerkt als jobstudent, als suppoost. Ik zat altijd voor de deur te borduren. Bezoekers zeiden wel eens: wie weet sta je hier zelf ooit als kunstenaar.”

Helena Cnockaert belde bij de Watounaren aan en vroeg hen naar een betekenisvol voorwerp in hun leven. Dat bracht de meest persoonlijke verhalen over lief en leed naar boven, die de artieste transformeerde tot textielkunst. Het resultaat  – geweven, geborduurd, gedrukt – is  fragiel en intiem. “Ik wilde een brug zijn tussen de inwoners en de kunst. Ze zeiden dikwijls: kjér mo eké were, kom nog maar eens terug. Dat is dan ook de titel van mijn project.”

Ook het werk van Tom Bogaert is verankerd in Watou. De kunstenaar is deze zomer ook actief in het mekka van de hedendaagse kunst, Documenta in Kassel, maar hij stelt tegelijk tentoon in de Westhoek. Op de staande wip van de schuttersgilde Sint-Sebastiaan heeft hij een grote kop van kunststof bevestigd, gemaakt door een reuzenbouwer in Frans-Vlaanderen. Een “universele Watou-kop” die tot 30 meter hoogte wordt opgehesen.

Bogaert zocht meer dan 400 foto’s van Watoubezoekers op het internet en maakte daar één amalgaam van. Die foto stond model voor de reuzenkop.  ”De Watounaren hebben hier dus onvrijwillig aan geparticipeerd,” zegt Bogaert. “We doen het allemaal, we zetten foto’s op Facebook, Instagram, zonder de kleine lettertjes te lezen.”

Anne ten Ham werkte samen met de bewoners van De Lovie, een instelling voor mensen met een verstandelijke handicap. Vorige herfst verzamelden ze een massa herfstbladeren die ze zorgvuldig bewaarden tot nu. Een balzaal in kasteel De Lovie is ermee gevuld; je kunt er lekker doorheen struinen. Ten Ham: “De Westhoek is een wat ingeslapen streek, in de herfst van haar bestaan, met veel leegstand ook. Maar het is niet enkel treurigheid. Het ritselt en leeft in deze blaadjes, er zit ook voedsel in voor volgend jaar.”  

Three billboards outside Watou

Watou ligt op de grens met Frankrijk en veel kunstenaars spelen een spel met die onzichtbare lijn. Naast het café “A la frontière belge” is een wisselkantoortje opgetrokken, waar je euro’s kan wisselen voor de lokale munt, “de schreve”. Aan de Franse kant van de grens staan billboards met gedichten, die je vanuit België enkel met een verrekijker kan ontcijferen. 

Het speelse en lichtvoetige zit ook in de installaties van De Reuringdienst, een enthousiast collectief van sociale designers uit Eindhoven. Vorige zomer zetten ze een houten douanewachthuisje in Watou en wachtten tot mensen er nieuwsgierig naar kwamen kijken. Dat gebeurde zeker, herinnert Watounaar Guido Doolaeghe zich; mensen kwamen met verhalen van vroeger over “smokkelen of blauwen, zoals ze hier zeggen”. Guido heeft het “kommiezenkot” intussen geadopteerd; het staat in zijn landbouwloods.

Een zomer later heeft De Reuringsdienst op drie plekken in Watou prachtige, luchtige tunnels gebouwd (zie foto bovenaan dit artikel), van textiel of open rasterwerk, als een uitgerokken en verdampte vorm van het houten douanehuisje. Je loopt erdoorheen, ervaart bij het omkeren een ander uitzicht. En intussen luister je naar dichters die zich hebben geïnspireerd op de Watouse verhalen. Zoals rapper en beatmaker Benjamin Hertoghs: “Ik heb rondgewandeld en geluiden opgenomen. Ik heb de streek en de mensen van Watou gesampled.” Resultaat: een aanstekelijk nummer. “Tijd zat, maar Watoudermee? Grond zat, maar Watoudermee?”  

En zo komen we bij de poëzie, die opnieuw een prominente plaats krijgt in het Kunstenfestival Watou. Niet enkel kunstenaars hebben nieuw werk gemaakt, op maat van Watou, maar ook dichters hebben nieuwe verzen geschreven, in dialoog met de kunst. De gedichten zijn te horen onderweg of te lezen op ramen en muren. Je kunt er zelfs eentje uit een machine trekken in de installatie “The Watou Read Thru”. Te herkennen aan de grote W in het park, een omgekeerde M van McDonalds. 

De oprichter van Watou, Gwij Mandelinck, wordt geëerd met een fietsparcours langsheen zijn gedichten; er is een ode aan de overleden Bernard Dewulf en in de Gasthuiskapel in Poperinge stellen dichter Max Temmerman en fotograaf Diego Franssens hun versies van het vaderland voor in “Koninklijk Circus.”

Een nieuwe adem dus voor het Kunstenfestival Watou, ook met buitenlandse kunstwerken die de Britse curator James Putnam heeft gekozen. Maar de financiële toestand van het festival blijft al jaren precair. Het is de stad Poperinge die met 300.000 euro diep in de portemonnee tast om het uitgebreide kunstenparcours mogelijk te maken.  

Van Vlaamse kant is er wel 160.000 euro subsidiëring voor het project “Patchwork”, de oproep aan kunstenaars om ter plekke te komen broeden op werk en het vervolgens ook uit te voeren. Maar dat budget is nog niet gegarandeerd voor volgend jaar.  Poperinge zoekt dus nieuwe middelen, want het is “alle hens aan dek”, zegt eerste schepen Loes Vandromme (CD&V). 

Kunstenfestival Watou 2022 tot 4 september 2022. Lees dit artikel met audio en video ook op vrtnws.be.

Charles Baudelaire 200, de man die Brussel een “hoofdstad van apen” noemde

De teksten van de Franse schrijver Charles Baudelaire zijn tientallen keren op muziek gezet, van Debussy tot Gainsbourg en The Cure. Voor zijn 200e verjaardag verschijnen allerlei nieuwe uitgaven en vertalingen. De vernieuwende dichter van de erotiek en de dood, de “godfather of gothic”, is springlevend. Hij woonde enkele jaren in Brussel, maar hij haatte die “hoofdstad van apen”, waar vrouwen “voortdurend schoonmaken met bruine zeep”.  

Charles Baudelaire, 200 jaar geleden geboren, is nog altijd een van de bekendste en beruchtste Franse dichters, met als belangrijkste thema’s erotiek en dood. Zijn bundel “Les fleurs du mal” uit 1857 leverde hem een boete op wegens openbare zedenschennis. Zes gedichten, waaronder “Les bijoux”, werden eruit geschrapt. Pas een eeuw later mochten ze in Frankrijk weer verschijnen. Recent werd een uitgave geveild waarin Baudelaire eigenhandig een nieuwe strofe had toegevoegd aan “Les bijoux”.

Een ander belangrijk boek is “Le spleen de Paris“, waarin hij door Parijs flaneert en allerlei personages observeert. Charles Baudelaire was behalve een vernieuwer in de Franse letteren ook een van de eerste vertalers van het werk van “griezelauteur” Edgar Allen Poe.

Brussel, een hoofdstad van apen

Verschillende draden verbinden Charles Baudelaire met ons land.  Op het eind van zijn leven, van 1864 tot 1866, verbleef hij in het Hôtel du Grand Miroir in de Bergstraat in Brussel. Maar zijn lezingen lokten geen volk, hij ving bot bij veel uitgevers en hij werd steeds zieker als gevolg van de geslachtsziekte syfilis, wat hem er niet van weerhield om het nachtleven te blijven opzoeken. In “De eeuw van Brussel” beschrijft Eric Min zijn lamentabele toestand. 

In 1867 overleed Baudelaire in Parijs. Pas na zijn dood verscheen “Pauvre Belgique!”, een pamflet waarin hij keihard afrekent met zijn tijd in Brussel. Het is puur scheldproza, een “catalogus van de domheid en de brutaliteit” van ons land, schrijft Eric Min. Baudelaire hekelt de koning, de straten, de gebouwen, de stank van Brussel, “een hoofdstad om te lachen, een hoofdstad van apen”.  

Flaneren lukt niet in Brussel, want daar zijn de stoepen en straten niet geschikt voor. Brusselaars hebben “duistere, vormeloze gezichten”, ze praten moeilijk, de woorden blijven hen in de keel steken. Het Brusselse bier faro lijkt wel “twee keer gedronken” of “uit de latrine van de Zenne geschept”. De vrouwen “poetsen onafgebroken met bruine zeep”, maar blijven stinken als een ram, schrijft Baudelaire in dit spotdicht:

La propreté des demoiselles belges

Elle puait comme une fleur moisie.
Moi, je lui dis (mais avec courtoisie) :
« Vous devriez prendre un bain régulier
Pour dissiper ce parfum de bélier. »

Que me répond cette jeune hébétée ?
« Je ne suis pas, moi, de vous dégoûtée ! »
— Ici pourtant on lave le trottoir
Et le parquet avec du savon noir !

In 1864 trof Baudelaire in Namen de Belgische tekenaar en etser Félicien Rops, “de enige echte artiest die ik in België ontmoette.” Ze deelden hun fascinatie voor het skelet. Rops illustreerde enkele verboden gedichten van Baudelaire; het boekje heet “Les épaves” of “De wrakstukken”. 

Volop nieuwe uitgaven en vertalingen

Voor zijn 200e geboortedag geeft de prestigieuze Bibliothèque de la Pléiade van Gallimard het volledige werk van Charles Baudelaire opnieuw uit.

“Luxe, calme et volupté”, dichtte Baudelaire. Godfried Bomans vertaalde dat ooit spottend als “Luxe, kalmte en volop thee”. Er zijn allerlei nieuwe Nederlandse edities van Baudelaire op de markt.

Bijvoorbeeld Het spleen van Parijs”, (spleen betekent melancholie, red) in een vertaling van Jacob Groot met erotische illustraties van de Tsjech Miro Svolik. Hetzelfde werk verschijnt in het najaar in een vertaling van Hafid Bouazza met illustraties van Marlene Dumas

Vertaler Jacob Groot ziet Baudelaire als “de vader van de moderne poëzie” en “het prototype van de poète maudit”. “Het spleen van Parijs” bestaat uit een 50-tal korte stukken, “anekdotische snapshots of columns avant la lettre”. De dichter flaneert in de hoofdstad, gaat op in de menigte en is tegelijk buitenstaander, en tekent portretten van personages als minnaressen of straatjochies.  

Eveneens net uit: “De bloemen van het kwaad met vertalingen van gedichten en prozastukken door de Nederlandse romantische dichter Menno Wigman, die twee jaar geleden overleed. Ook de brieven van Charles Baudelaire zijn nu in het Nederlands beschikbaar, in de reeks Privédomein van de Arbeiderspers, met als veelzeggende titel ”Mijn hoofd is een zieke vulkaan”. 

Van Debussy over Gainsbourg tot The Cure

Tientallen componisten en liedjesschrijvers hebben verzen van Charles Baudelaire op muziek gezet, van klassieke componisten als Claude Debussy over chansonniers als Léo Ferré , Serge GainsbourgMylene Farmer tot new-wavers als The Cure (“How beautiful you are” is een bewerking van “Les yeux des pauvres” uit “Le spleen de Paris”) of allerlei metalbands die inspiratie putten uit de “gothic” kant van Baudelaire.

Lees dit artikel met videofragmenten op vrtnws.be.

Dichters bij Raveel

Kunstschilder Roger Raveel werd precies een eeuw geleden geboren. Om dat te herdenken zijn er verschillende tentoonstellingen, manifestaties en zelfs leuke postzegels, maar ook enkele nieuwe dichtbundels. Raveel werkte samen met Hugo Claus, Roland Jooris en vele anderen, maar ook na zijn dood blijft zijn kleurrijke kunst opvallend sterk nieuwe generaties poëten inspireren.

Niet veel schilders kunnen op zoveel dichterlijke belangstelling rekenen als Roger Raveel. Kleppers als Hugo Claus, Rutger Kopland, Roland Jooris, Jo Gisekin, Paul Demets en nu een hele generatie jonge dichters hebben over Raveels werk gedichten geschreven.

Hoe komt dat, wat zorgt er voor die inspiratie en verbinding tussen woord en beeld? Zijn het de krachtige beelden van Raveel? Het wit in zijn schilderijen, de lege vierkanten? De buitenwereld die binnendringt in het werk en omgekeerd? Het zijn vragen die Carl De Strycker van het Poëziecentrum stelt in “Met heldere verf en verlangen“, een kleurrijk boek met gloednieuwe gedichten van 32 schrijvers over evenveel werken van Raveel.

Het schilderij of het gedicht. Ze hebben met elkaar gemeen dat men het mysterie of hun wonder telkens opnieuw moet bekijken of lezen, dat ze nooit definitief verklaard kunnen worden 
Roland Jooris in “Met heldere verf en verlangen”

Met heldere verf en verlangen” is een titel van Joke van Leeuwen. Andere gedichten komen bijvoorbeeld van Maud Vanhauwaert, Annemarie Estor, Lies Van Gasse, Dominique De Groen, Astrid Haerens of Amina Belôrf. 

Als jonge kerel had ik het gevoel rond te fietsen in een werk van Raveel

Dichter Paul Demets brengt naar aanleiding van de 100e geboortedag van Roger Raveel “Het web van omtrek” uit, eigenlijk zijn allereerste bundel, die tot nu toe nooit werd uitgegeven. Demets woont al sinds zijn kindertijd op twee kilometer van het huis waar Raveel woonde en werkte en voelt zich zeer met hem verwant.

“Ik was altijd vooral gefascineerd door de manier van waarnemen in het werk van Raveel. Dat is ook het centrale thema in mijn poëziebundel.  Als jonge kerel had ik vaak het gevoel rond te fietsen in een werk van Raveel. Het bezorgde mij een haat-liefdeverhouding met zijn werk, omdat het voor mij in mijn leefomgeving als achttienjarige op mij leek af te komen. Nadien, aan de universiteit, ging ik mij in Raveels werk verdiepen en begon ik het sterk te waarderen.”

Alles heeft zijn plaats in de ruimte.
De dingen zijn met hun geest beladen
die rust. Maar ook zijn hier aanwezig
het toeval, het stamelen, de menselijke fout.

Paul Demets (fragment)

Ook dichteres Jo Gisekin, kleindochter van Stijn Streuvels die in Machelen-aan-de-Leie opgroeide, wijdde een bundel aan Raveel, “Een spiegel op uitkijk“, over enkele van zijn schilderijen en over zijn “totaalkunstwerk” in een kapel in zijn dorp, dat bestaat uit wandschilderijen, glasramen en keramiek. 

Een spiegel op uitkijk aan de vork van de weg het gras
tot vierkant versneden een muur in traag beton. Hier 
vergeet de tijd zichzelf, gaat geluid stapvoets teloor
wordt niemand verwacht.

Jo Gisekin (fragment)

Heel opmerkelijk was de vriendschap en de samenwerking tussen Hugo Claus en Roger Raveel, op het dorpsplein van Watou vereeuwigd in een sculptuur met het profiel van de dichter. Tussen 1966 en 1968 maakte Raveel 33 tekeningen met als thema het eerste Bijbelboek “Genesis”. Bij elke tekening schreef Hugo Claus een gedicht. De originele tekeningen en handgeschreven gedichten horen tot de collectie van het Groeningemuseum in Brugge. 

Ook dichter Roland Jooris was een halve eeuw goed bevriend met Roger Raveel en schreef geregeld poëzie bij zijn werk. 

Eensklaps

Als een duif
opvliegt
neemt geen geluid
haar plaats
nog in;

Eensklaps
en wit
laat zij slechts
verte
in mij na.

Roland Jooris

Zanger Wouter Berlaen, ook uit dat bijzondere dorp Zulte/Machelen-aan-de Leie, schreef een lied voor Roger Raveel, “De definitie van geluk”, in de Radio 1-reeks “Kleur in e-mineur”.  Hij zong het op Raveels 91e verjaardag in het Raveelmuseum in 2012.  

Lees dit artikel met video en audio ook op vrtnws.be

Op kwetsbaarheid staat geen kleur

foto Koen Van den Bril

“Zonder het licht te breken” is de eerste dichtbundel van de Antwerpse Amina Belôrf. Het boekje is erg populair en intussen al zes keer herdrukt. VRT NWS sprak met Belôrf in deze Poëzieweek met als uiterst actueel thema “Samen”. Over hoe een gedicht niet enkel troost en hoop maar zelfs ook levenslust kan bieden. “Ja, poëzie kan de wereld redden!”

Uit het het gedicht Brief aan mijn vader: “Vader, ik ben weer op de plek waar je voet zette op Antwerpse bodem, la gare, jouw station.” Vader Belôrf kwam in 1966 vanuit Marokko naar ons land om in de steenkoolmijn te werken. Inmiddels is hij overleden en begraven in zijn geboortedorp. Dochter Amina schreef over zijn levensreis. Dat werd eerst de voorstelling “Atlas-Antwerpen (retour)” en nu de dichtbundel “Zonder het licht te breken.”

Mijn vader speelt een onmisbare rol in mijn gedichten

VRT NWS sprak met Belôrf in de grote hal van het Centraal Station van Antwerpen: “Dit station is soort referentiepunt geweest voor mijn vader en voor ons. Je ziet daar heel veel mensen bij elkaar en je voelt daar ook de reis. Ergens aankomen op een nieuwe plek. Een nieuw begin van een verhaal.”

nu je ziel te rusten ligt diep
in de Atlas, Antwerpse straten
je passen missen, beklim ik
nog steeds daken, ontgin dromen
schep nieuwe hoop als steenkool
en stuur ze omhoog
het daglicht in.

“Mijn dichtbundel gaat in de eerste plaats over mezelf. Maar om over mij te spreken moet ik de link leggen met mijn achtergrond, mijn vader, het migratieverhaal. Waar ik vandaan kom en hoe ik mezelf beter kan leren accepteren door mijn geschiedenis ook beter te leren kennen. Mijn vader speelt dus een onmisbare rol in mijn gedichten.” Maar er zijn ook andere thema’s: kwetsbaarheid, hoop, schoonheid. 

Ik honger naar taal

We zetten het gesprek voort in de Permeke-bibliotheek in Antwerpen, op een boogscheut van het station. “De bib heeft een grote rol gespeeld in mijn leven. Boeken hebben mijn liefde voor literatuur heel erg aangewakkerd en de liefde voor de taal aangescherpt. Ik honger naar taal en naar woorden. En bovendien is de bib een plek waar je wat kunt bezinnen en troost vinden in moeilijker tijden.”

Amina Belôrf studeerde maatschappelijk werk en was altijd graag met taal bezig, “zo lang ik me kan herinneren”. Toen ze zelf ontroerd raakte door gedichten zette ze haar eerste zinnen op papier. “De grootste uitdaging zit in het vinden van de juiste woorden voor gevoelens, emoties en sferen.  Vanaf haar 17e kwamen daar gedichten uit voort en pas nu, op haar 30e,is er een eerste dichtbundel: “Zonder het licht te breken”.  Die is intussen al zes keer herdrukt, een zeldzaamheid in poëzieland. Er waren wegens corona geen boekpresentaties of lezingen en toch vindt het boekje vlot zijn weg naar de lezer.

Op kwetsbaarheid staat geen kleur

“Ik had absoluut niet verwacht dat de bundel zo’n succes zou zijn. De reacties vind ik heerlijk om te lezen, ook de brieven die ik tijdens de lockdown kreeg. Ze zijn een bevestiging van de schrijfdrang die ik heb en die ik toch wel mag tentoonspreiden. Ik heb heel lang getwijfeld, heb niet zo’n makkelijk parcours gehad in m’n jeugdjaren. Tegelijk doet het deugd om te voelen dat dat een meerwaarde kan zijn. Dat je van je pijn een kracht kan maken. Ik denk dat de bundel daarom binnenkomt bij de mensen. Het gaat over de kwetsbaarheid van het leven en op kwetsbaarheid staat geen kleur.” 

Troost is erg belangrijk is coronatijd. Niet toevallig is het thema van de Poëzieweek “Samen”. Amina Belôrf: “Ik merk dat poëzie soelaas kan bieden nu we geen vooruitzicht hebben tijdens de pandemie. De troost van het woord. Voor mij zijn de gedichten een soort herinneringskast in mijn hoofd. Ik kan de juiste lade opentrekken wanneer ik de behoefte voel om stil te staan bij de schoonheid van de dingen.”

Amanda Gorman schreef een dijk van een gedicht

De zwarte Amerikaanse dichteres Amanda Gorman beroerde veel harten met haar gedicht tijdens de inauguratieceremonie voor president Joe Biden. Ook Amina Belôrf: “Het was een dijk van een gedicht! Ik had echt kippenvel. Het is zo’n gedicht waarvan je denkt: ik wil het lezen, ik wil het bijhouden. Het belangt iedereen aan omdat het over de kwetsbaarheid van het leven gaat. Ik vond het heel mooi dat ze afsloot met “licht”, ook een thema in mijn poëzie.”  

Doet deugd als lezers hoop putten uit mijn bundel

“Amanda Gorman kan een voorbeeld zijn voor veel jonge mensen die zich in haar kunnen herkennen. Die voorbeelden uit mijn leefwereld had ik niet als puber. Ik miste kleur in de poëzie en de literatuur, iets wat de laatste jaren wel fel aan het veranderen is. Het doet deugd te horen dat mensen er hoop uit putten als ze mijn bundel lezen. Ook al groei je op in armoede zoals ik of heb je een moeilijk schoolparcours gehad: iedereen kan schrijven! Je hoeft daar geen literaire achtergrond voor te hebben of veel te lezen.”

Foto Koen Van den Bril

Amina Belôrf, een frêle vrouw met een zachte stem, krijgt vaak de vraag waarom ze “activistische gedichten” schrijft. “Dat is geen keuze. Ik schrijf over mezelf en dan kom ik vanzelf uit bij geëngageerde gedichten. Ik merk ook dat mensen die daar niet mee geconfronteerd worden blij zijn dat ze zich kunnen inleven. Dat zorgt voor empathie. Op die manier probeer ik een brug te slaan tussen verschillende werelden.” Wat Belôrf ook doet in haar columns voor verschillende media.

De voorbije maanden schreef Belôrf gedichten voor de Werelddag van Verzet tegen Armoede of naar aanleiding van de dood van George Floyd in de Verenigde Staten, de zwarte man die overleed nadat een agent minutenlang met zijn knie op zijn hals drukte. “Ik voel het als een noodzaak om dit kwijt te kunnen op papier, zeker als je weet dat je mensen kan bereiken. Ik wil dat we ons meer bewust worden van onze privileges, van het onrecht dat voor onze ogen plaatsvindt.”  

Poëzie haalt de levenslust naar boven

Maar ze besluit optimistisch: “Ik geloof absoluut dat poëzie de wereld kan redden. Een van de grootste functies ervan is hoop en troost bieden en we hebben het ook gemerkt in deze tijden: hoop is de belangrijkste motor om verder te willen gaan, om te kunnen uitkijken naar een nieuwe dag. Poëzie haalt de levenslust naar boven. ” 

“Zonder het licht te breken” van Amina Belôrf is uitgegeven bij Mammoet/EPO.

Lees dit artikel met videofragmenten ook op vrtnws.be

Kan een gedicht de wereld redden?

De jonge zwarte dichteres Amanda Gorman stal de show op de inauguratie van de nieuwe Amerikaanse president Joe Biden. Was zij de eerste dichter op zo’n plechtigheid? En wat kan de rol van poëzie zijn in de maatschappij?

There is always light
Only if we are brave enough to see it
There is always light
Only if we are brave enough to be it.

Volgende week is het Gedichtendag en begint de Poëzieweek, het jaarlijkse moment waarop gedichten het brede daglicht zien. Meestal lezen we poëzie in stilte of grijpen we naar een gedicht bij een persoonlijke gebeurtenis, vrolijk of droevig. Maar plotseling is daar Amanda Gorman, die de halve wereld inpakt met haar gedicht The hill we climb, dat ze voor miljoenen kijkers voorlas op de inauguratie van de nieuwe Amerikaanse president Joe Biden.

Op haar 22e is Amanda Gorman al langer een activiste voor gelijke rechten en ze schrijft ook al een hele poos. In 2015 publiceerde ze de poëziebundel The one for whom food is not enough en in 2017 werd ze de eerste National Youth Poet Laureate, de jongeren-Dichter des Vaderlands van de Verenigde Staten.

Hoop en eenheid

Het was nog maar  de zesde keer in de Amerikaanse geschiedenis dat een inauguratie werd opgeluisterd met een gedicht. Toen John F. Kennedy de eed aflegde in 1961 droeg Robert Frost The gift outright voor uit het hoofd, omdat hij een andere tekst niet van het blad kon lezen; de sneeuw verblindde hem.

In 1993 volgde Maya Angelou met On the pulse of morning voor kersvers president Bill Clinton. En bij zijn tweede ambtstermijn was het Miller Williams die Of history and hope las. Voor Barack Obama nam in 2009 dichteres Elizabeth Alexander het woord en in 2013 Richard Blanco, respectievelijk met Praise song for the day en One today. Het waren telkens gelegenheidsgedichten voor presidenten uit de Democratische Partij, die zoals de titels al aangeven over hoop en eenheid gaan.

Amanda Gorman was dus de eerste National Youth Poet Laureate, de jongeren-Dichter des Vaderlands. Er is in de VS ook al jaren een Poet Laureate, die door de Library of Congress wordt aangesteld. Op dit moment is dat Joy Harjo, een inheemse Amerikaanse. Een van de vorige Amerikaanse Dichters des Vaderlands was Louise Glück, die vorig jaar de Nobelprijs Literatuur in de wacht sleepte. Bovendien heeft elke Amerikaanse staat ook nog een eigen dichter.

Nieuwe Nederlandse Dichter des Vaderlands

Nederland heeft sinds gisteren een nieuwe Dichter des Vaderlands, Lieke Marsman. Twee jaar lang zal ze gedichten schrijven bij nationale gebeurtenissen.  Lieke Marsman werd uitverkoren door een comité van dichters en poëziekenners, dat haar prijst om haar eigen toon, poëtische kracht en aansprekende strijdvaardigheid.  Haar voorganger Tsead Bruinja’s laatste gedicht Fiets ‘m d’r in Mark gaat over het ontslag van de regering-Rutte.  In Nederland bestaat er sinds 2000 een Dichter des Vaderlands, de eerste was Gerrit Komrij, een andere bekende naam was Ramsey Nasr.

In België: afwisselend Nederlands en Frans

Ook in ons land is er een Dichter des Vaderlands. Begin 20e eeuw benoemde koning Albert I de Franstalige Vlaming Emile Verhaeren tot “poète national”. Een opvolger liet meer dan een eeuw op zich wachten. Poëzie-organisaties kiezen nu afwisselend een Nederlands- en Franstalige Dichter des Vaderlands. In 2014 was dat Charles Ducal, daarna Laurence Vielle, Els Moors en op dit moment de Franstalige, in Oostende wonende Carl Norac. De rol van de Belgische Dichter des Vaderlands is soepel: zes gedichten per jaar schrijven over diverse thema’s die iedereen in het land aanbelangen. Die zitten de actualiteit minder dicht op de huid dan in Nederland. Maar Carl Norac schrijft deze dagen natuurlijk wel over corona. En hij was niet de enige.

Ik ben besmet met poëzie.
Ik heb misschien de hand geschud
van een zin die al vervloog
of van een onbekende vrouw die een ster had zitten in haar zak.
Ik zoende wellicht de lippen van een lot
dat me altijd de rug had toegekeerd.
Ik ben besmet met poëzie, met haar aanstekelijke hoop.

Een vat sherry voor de hofdichter

De oorsprong van de Dichter des Vaderlands ligt in de Romeinse tijd, de poeta laureatus die een lauwerkrans ontving. Onder meer Horatius viel de eer te beurt. In de Renaissance werd de klassieke traditie nieuw leven ingeblazen, onder meer met de Italiaanse dichter Petrarca.

In de Angelsaksische wereld dook de eerste Poet Laureate op in de 17e eeuw. Het was een echte hofdichter, die de lof moest zingen van koningen en nationale gebeurtenissen moest becommentariëren. De traditie bestaat nog altijd. Op dit moment is Simon Armitage aan de beurt. De Poet Laureate wordt daar voor tien jaar benoemd door de koningin, op voordracht van de eerste minister. Hij of zij krijgt behalve een loon ook een vat sherry, goed voor zo’n 72 flessen per jaar.

Stadsdichters

En dan zijn er nog de vele stadsdichters, ook bij ons, die poëzie schrijven voor bijzondere gelegenheden. Met name het stadsdichterschap van Antwerpen is bekend, met namen als Tom Lanoye, Joke van Leeuwen, Maarten Inghels of Maud Vanhauwaert. Op dit moment is dat slamdichter Seckou. Ze zijn heel zichtbaar, hun verzen worden op gebouwen geschilderd, ze werken samen met de inwoners.

Die vele nationale en stadsdichters zijn natuurlijk geen hofdichters meer, die  naar de pijpen van hun broodheren dansen. Ze zijn best kritisch en schrijven geëngageerd over thema’s als armoede of ongelijkheid.  Liefst zonder te klinken als een pamflet.

Poëzie is een wapen

Amanda Gorman beschouwt poëzie onomwonden als “een wapen, een instrument van sociale verandering. Poëzie is een van de meest politieke kunstvormen, omdat je de taal waarmee je werkt verscheurt en destabiliseert.”

Slamdichter Lisette Ma Neza, een Nederlandse die in Brussel studeert, is erg te spreken over Amanda Gorman: “Ik vind het zeer krachtig wat ze heeft gedaan. Het was een boodschap van hoop. Het klinkt heel mooi en de inhoud is sterk.”

Meisjes die op Amanda lijken zijn de klassieke poëten van onze tijd

Even when we grieved, we grew: daarmee vat ze het afgelopen jaar van corona en black lives matter samen. Ik heb het gevoel dat Amanda  de toekomst van Amerika kan representeren. That a skinny black girl can dream of being a president.”

Lizette Ma Neza besluit in “De ochtend” op Radio 1: “Dit zijn de klassieke poëten van onze tijd, meisjes die op Amanda lijken.” 

Geëngageerde gedichten zijn er altijd geweest, van Joost Van den Vondel over Willem Elsschot of Pablo Neruda of Henriëtte Roland Holst tot de activistische slam-dichters van vandaag, die meer op podia en op sociale media te vinden zijn dan in de boekhandel. Recent is ook Zwemlessen voor later, een bundel “klimaatgedichten” verschenen.

Misschien wel het bekendste geëngageerde gedicht is Verzet van Remco Campert.

Verzet

Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden

zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in zijn kop krijgt

zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud

zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die een sigaret aansteekt

zoals liefde met een blik
een aanraking iets dat je opvalt in een stem

jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet

en dan die vraag aan een ander stellen

Overigens zijn er ook politici die al eens een gedicht plegen te schrijven. Bij ons is ex-premier en gewezen voorzitter van de Europese Raad Herman Van Rompuy bekend voor zijn haiku’s, korte  gedichten van drie regels, van respectievelijk 5, 7 en 5 lettergrepen.

Met schuim en geruis
stormt de zee af op het strand.
Daar wacht de vrede.

Andere voorbeelden: de Franse ex-minister Dominique de Villepin of de voormalige president van Senegal Léopold Senghor. Maar ook politici aan de verkeerde kant van de geschiedenis zochten en vonden hun heil in de poëzie. Bijvoorbeeld de Bosnisch-Servische oorlogsmisdadiger Radovan Karadzic, die dit vers neerschreef: De stad brandt als een wierookvat, in geest meandert rook, gestrest.

Al ’t hope

De wereldwijde geestdrift over het gedicht en de performance van Amanda Gorman bewijst dat poëzie mensen bijeen kan brengen. Niet toevallig is het thema van de Poëzieweek, die op donderdag 28 januari begint met Gedichtendag, dit jaar “Samen”. Vooral in deze tijd van sociale afstand en isolement is dat een hoopgevend thema, want “poëzie verbindt en voedt ons, inspireert en brengt ons samen.” Of in de woorden van Maud Vanhauwaert, die samen met Rodaan Al Galidi het poëziegeschenk schreef: Al ’t hope.

Lees dit artikel met audio en video op vrtnws.be.

Ridders, draken, gedichten

hodor

Dichters Ellen Deckwitz, Ingmar Heytze en Thomas Möhlmann hebben samen 67 gedichten geschreven bij de voorbije 7 seizoenen van de tv-reeks “Game of thrones”. Over de universele thema’s: macht, verraad, familie. Want in de reeks “zitten alle grote verhalen van de wereld”.

Liefhebbers van ridders en draken tellen af naar 14 april, naar het laatste seizoen van de met lof en prijzen overladen tv-reeks “Game of thrones”. Drie gerenommeerde Nederlandse dichters komen nu met een heel eigen project: “Game of poems”, een bundel met voor elke voorbije aflevering een gedicht. 67 in totaal. Om uw geheugen op te frissen.

Het was zo leuk om deze fan-fiction te maken, we konden het niet laten 

“Het idee kwam van Ellen Deckwitz, bij seizoen 5,” vertelt Ingmar Heytze aan VRT NWS. Samen gedichten schrijven had hij al vaker gedaan: “Met een kookwekker en na tien minuten de laptops wisselen.” Nu waren ze met zijn drieën – met Thomas Möhlmann erbij – en verliep het dichten online. Iemand begon, stuurde zijn tekst naar de anderen, die aanpasten “wat ze nog mooier konden maken”. Een unieke samenwerking: elk gedicht is dus de collectieve vrucht van drie schrijvers.

“We gingen ermee door tot de seizoenen op waren, en toen zijn we herbegonnen bij het begin.” Het resultaat: de 200 bladzijden dikke bundel “Game of poems” met voor elke aflevering een spitsvondige samenvatting en een nieuw gedicht.

Een gedicht als extra laag bij elke aflevering

“Als je een gedicht gaat schrijven in opdracht, dan maak je nooit een poëtische samenvatting,” verduidelijkt Ingmar Heytze. “Een gedicht is geschikt voor alles, behalve informatieoverdracht. Eigenlijk zoek je als dichter het haakje in een aflevering: een beeld, een karakter, een schokkende gebeurtenis – daar zijn er nogal veel van in “Game of thrones”. Die laat je op onze wereld botsen en op waar je als dichter mee bezig bent. Hopelijk voeg je als dichter een extra laag toe aan de aflevering. In het allerbeste geval – maar dat weet ik niet zeker – zijn het gedichten die je kan lezen zonder dat je enig idee hebt waar “Game of thrones” over gaat.”

Alle echt grote verhalen van de wereld zitten er in

“Deze reeks is echt larger than life. Miljoenen mensen volgen de lotgevallen van een fictieve wereld, die toch ook vrij goed op de onze lijkt. Wat er daar speelt, speelt ook bij ons. De raakvlakken zijn niet zo ver te zoeken.”

Bijvoorbeeld in bovenstaand gedicht “Hodor”:

terwijl de winter in het ene universum nadert en het elders, bij ons, steeds warmer wordt sluiten we verdragen, vechten vlooienspelletjes uit, spelen toneel met gesloten ogen.

Het universum van “Game of thrones” is eten en drinken voor de drie dichters. Ingmar Heytze: “Al dat oudtestamentische, al dat Shakespeariaanse, alle echt grote verhalen van de wereld zitten er in: liefde, bedrog, vooral heel veel verraad. Afkomst, bastaardkinderen die nooit meer met zichzelf in het reine komen, mensen die verziekt zijn en er toch iets van moeten maken, die vluchten in drank en hoererij: het zit er allemaal in. En wij vinden dat heerlijk!”

Niemand is gelukkig

Hét grote thema van “Game of thrones” is macht. “Hoe ver ga je om de absolute macht te krijgen? Buitengewoon ver, blijkt uit deze serie. Waarom ben je wie je bent? Waarin geloof je, welke god zoek je uit? Hoe hou je je staande in een wereld die enkel om macht draait en niet om recht?” vragen de dichters zich af.

“Eigenlijk is niemand gelukkig in “Game of thrones”. Allemaal zijn ze bezig met overleven en het vergaren van macht, geld en aanzien. Er zijn er een paar de wereld aan het verbeteren,  maar die zijn dan weer zo fanatiek, dat je je kunt afvragen wat daar nu weer achter zit.”

Heytze, Deckwitz en Möhlmann zetten zich al schrap voor het laatste, achtste seizoen, met zes afleveringen van bioscooplengte. Ook over die episodes gaan ze gedichten schrijven, “pas dan kunnen we de pen echt neerleggen.” Bij een eventuele herdruk van de bundel komen de nieuwe gedichten er dan bij.

Het enige dat we bijna zeker weten is dat ze allemaal doodgaan, maar in welke volgorde weten we nog niet

Maar hoe loopt “Game of thrones” af? Wie zetelt op de Ijzeren Troon? Is er nog wel een troon? Ingmar Heytze: “Ik verwacht een stabiel, happy end. Ze kunnen ons na al die tijd niet opzadelen met een totaal verdorven heerser. Nu moet er toch een soort verlicht despotisme of socialisme gaan komen.”

“Ik verwacht dat John en Daenerys samen als een wijze koning en koningin nog lang en gelukkig leven, het rijk regeren en de White Walkers verslaan. Dat is een sprookjeseinde waar ik op hoop – tamelijk tegen de klippen op en tegen de logische verwachting in. Ik zou het moeilijk vinden als het slecht afloopt.”

Contact met HBO?

Een bundel poëzie publiceren over een tv-reeks, mag dat wel? “We laten ons daar niet zoveel aan gelegen liggen. Er zijn zoveel duizenden mensen bezig met samenvattingen en artikelen te schrijven, beelden te duiden, theorieën te ontvouwen. Dit valt onder “fan fiction” en we denken niet dat we daarvoor toestemming moeten vragen aan de makers (het Amerikaanse bedrijf HBO, red.). We hopen wél dat ze het te zien krijgen. Dat ze glimlachen met een raar blauw boekje uit Nederland, dat ze niet kunnen lezen. We sturen het op.”

 

Lees deze tekst ook op vrtnws.be

Radna Fabias “pelt de schil van de mens”

radna.png

“Habitus” van de Nederlandse Radna Fabias is bekroond met de Herman de Coninckprijs voor poëzie. Een bijzonder debuut waar ze tien jaar aan heeft gewerkt. Van één gedicht uit de bundel is een poster gemaakt. Die is gratis af te halen in de boekhandel. Fabias’ eerste dichtbundel “Habitus” is door de jury van de Herman de Coninckprijs gekozen als beste van 2018. Fabias, een Nederlandse met wortels in Curaçao, kreeg de onderscheiding in de Arenbergschouwburg in Antwerpen. Er waren 112 inzendingen. Op de shortlist stonden nog bundels van Frouke Arns, Maria Barnas en van drie Vlaamse dichters: Paul Bogaert, Paul Demets en Stefan Hertmans.

De jury noemt Radna Fabias een “schitterend talent” dat “zich buiten alle grenzen wurmt”. De thema’s zijn allesoverschrijdend en toch actueel: de positie van een nieuwkomer, van een vrouw.  “Deze dichter reikt over de grenzen van het geslacht heen, ze pelt de schil van de mens en maakt iedereen gelijk. Het is kortom poëzie met borsten en ballen.”

De dichter keert het vrouwzijn binnenstebuiten

Radna Fabias maakt een stormachtige entree in de poëzie. “Ik heb ongeveer tien jaar gedaan om materiaal te verzamelen en heb twee jaar aan de gedichten geschreven,” verduidelijkte ze in “Culture Club” op Radio 1. “Nu laat ik me een beetje meevoeren. Het is vreemd om zoveel mensen over het werk te horen. Het is wel grappig dat ik zo lang aan een bundel werk en als hij dan uitkomt, dan blijkt hij kei-actueel.” Radna Fabias geeft toe: “Er zitten bloed, zweet en tranen in die vrij donkere bundel. Maar ook een schaterlach. Er is ook ruimte voor humor en kleine momenten van lichtheid.”

Waar gaat “Habitus” over? Over veel dingen tegelijk, zegt de dichteres: “Over vrouw zijn, of een versie daarvan. Over “ontplaatsing”, over het wegvallen van het vanzelfsprekende en wat ervoor in de plaats komt. Over identiteit, over migratie, over een zoeken naar hoe er te zijn, hoe er op een waarachtige manier te zijn en wat de blik van een ander en van jezelf dan doet met het idee van wie je bent.”

Rolmodel? Het lijkt me voor iedereen beter dat ik dat niet doe

Radna Fabias blijft bescheiden: “Het is een poging om al die thema’s aan te raken, maar je ziet me veel wankelen.” Een zwarte vrouw die feministische gedichten schrijft, zou dat geen rolmodel kunnen zijn? Fabias past voor die rol. “ Rolmodel associeer ik met een zekere onberispelijkheid van gedrag. Een rolmodel moet steviger en stelliger zijn dan ik.” Maar, voegt ze toe, “Ik vind het niet erg dat mensen de bundel feministisch noemen. Ik laat de interpretatie voor een ander.”

De bekroonde dichteres gaf haar baan op, een maand na de publicatie van “Habitus”. Ze was een opgemerkte gast op de laatste editie van “Saint-Amour”, met een jazzy voorleessessie. “Binnenkort trek ik me terug om aan mijn volgende boek te werken. Het wordt geen poëziebundel; ik zoek nog naar de juiste vorm.”

Gratis postergedicht

Als winnaar van de Herman de Coninckprijs krijgt ze 7.500 euro. “Ik zoek je in de stad”, een van de gedichten uit haar bundel “Habitus”, is ook gekozen als “postergedicht” en fraai vormgegeven door Gert Dooreman. De poster wordt gratis op 4.000 exemplaren verspreid in 160 boekhandels.

fabias_gedicht.jpg

Lees dit ook op vrtnws.be

“God ontferm u en schaf religie af”

Zeven delen “Dichtwerken” van Guido Gezelle uit 1913. Beduimeld papier, uitgegeven door L. J. Veen in Amsterdam. Voorin de handtekening van mijn grootvader die ik nooit heb gekend en de ex- libris van mijn vader, die eind 2017 overleed. De derde generatie draagt nu zorg voor Gezelle. “Broeder leeuwerk, hemelwekker, zevenzanger, bietjestekker”. Leefde hij nu, dan was hij wis en zeker lid van de Vogelbescherming, deze West-Vlaamse Franciscus.

De voorbije maanden heb ik veel nieuwe poëzie mogen lezen, als jurylid van de Herman de Coninckprijs. Als de letterenhemel bestaat, dan kijkt mijn vader monkellachend toe, want hij was de eerste blije uitgever van De Coninck in 1969. Ik lees in “De lenige liefde” de opdracht voor vader: “Omdat hij dichters uitgeeft die allemaal tegen Desclée-Orion zijn omdat het een katholieke uitgeverij is. Hartelijk, Herman.”

50 jaar later klinken Remco Camperts laatste regels van een gedicht over de terreuraanslag op Zaventem als volgt: “god ontferm u en schaf religie af”. Bam, die zit.

En toch. In de 112 bundels die de poëziejury te verhapstukken krijgt schemert God – met of zonder hoofdletter- af en toe door. Bij Willem Jan Otten neemt hij misschien wel de vorm aan van een veerman. “Hij neemt mij waar, hij ziet aan mij mijn turen af, mijn speuren naar een overzij”. De passagier slaat de veerman wel morsdood met zijn eigen roeispaan… “Genadeklap” is de titel van de dichtbundel.

In een ander gedicht drijft de “ik” in een stroom, achter “iemand” aan. “ik herkende hem, maar waar dan van”. Hij ziet de onbekende man zijn duimen opsteken, net voor hij in de waterval verdwijnt. Waarna de “ik” ook de duimen opsteekt naar zijn familieleden die volgen, waarna ook hij valt over “de rand van vloeiend glas”, waarna…
Otten, die zich jaren geleden tot het katholieke geloof bekeerde, vertaalt “Eleven adresses to the Lord”, echte de profundis-gedichten van de Amerikaan John Berryman, geschreven in een afkickcentrum. Hij inspireert zich ook op het verhaal van de genezing van de vrouw “die al twaalf jaar aan bloedvloeiing leed” (Marcus 5:25). Bij Otten is de vrouw geen passief slachtoffer, maar een geheeld seksueel wezen met nieuwe expliciete dromen.

Opmerkelijk is ook “Dit is mijn lichaam” van Hans Claus, gevangenisdirecteur in Oudenaarde, kunstenaar en dichter. De bundel bevat zowaar een kruisweg, met schilderijen over de wrede actualiteit. Vluchtelingen, gevangenen, gevechtsvliegtuigen. De achtste statie, “Jezus troost de vrouwen”, toont koning Filip, die de natie toespreekt na de aanslagen van 22 maart 2016. Oom Boudewijn zou het wel goedkeuren.

Ik vind het fascinerend om te zien hoe die katholieke verhalen en beelden – of moeten we zeggen “erfgoed” – hun weg vinden in poëzie van nu. Natuurlijk gaat het ruimer. Alle goede dichters breken de dagelijksheid open, twijfelen, zien soms een wankel verband, ervaren een glimp van een mysterie. Gezelle indachtig: ze luisteren met hun ziel naar de taal van al wat leeft.

 

Kristien Bonneure, 13 februari 2019  voor Tertio

(op 21 maart wordt de winnaar van de Herman de Coninckprijs bekendgemaakt)