Burgers en engelen, Rodin en De Bruyckere in Bergen

In Bergen zijn meer dan 200 beelden en tekeningen te bewonderen van de beroemde Franse meester Auguste Rodin, die ook enkele cruciale jaren in ons land doorbracht. Hij was gefascineerd door het menselijk lichaam, net als Berlinde De Bruyckere. Haar hedendaagse sculpturen en tekeningen “voegen iets toe en activeren de toeschouwer”. 

‘De kus’ of ‘De denker’ van Auguste Rodin: wereldberoemde beeldhouwwerken. Maar de expo in Bergen biedt meer. “Het is een brede tentoonstelling, een compleet beeld van Rodin met beelden, maar ook tekeningen en gravures”, legt Antoinette Le Normand-Romain uit, een van de curatoren. De Rodins komen uit binnen- en buitenlandse musea, zoals het Louvre in Parijs of het Victoria and Albertmuseum in Londen. Veel tekeningen zijn door kleinere musea en privécollecties uitgeleend. Een buitenkans om ze samen te zien.

Auguste Rodin woonde vanaf 1871 zes jaar in België, een periode die ontzettend belangrijk voor hem was. Hij werkte aan de versiering van de Brusselse Beurs met schattige engeltjes en maakte ‘postuurtjes’ op bestelling. Gaandeweg ontwikkelde hij een eigen beeldtaal. “Hier onderging hij een artistieke transformatie. Hij vervelde van ambachtsman tot artiest”, klinkt het bij curator Christina Buley-Uribe. “België is een land waar ik evenveel van hou als van mijn openluchtatelier”, zei Rodin zelf. En ook: “Ik heb 6 jaar in België doorgebracht en de tijd gehad om Rubens te leren kennen”.

Een beroemd beeld is ‘L’âge d’airain’ of ‘Het bronstijdperk’. De jonge man die zijn armen heft en zijn hoofd aanraakt, is Auguste Neyt, een soldaat uit Gent die voor Rodin poseerde. Het beeld werd in 1877 in Brussel tentoongesteld. Het was ook in Brussel, in 1899, dat Rodin een eerste solotentoonstelling kreeg.

Heel bijzonder zijn de vele tekeningen van Rodin; hij maakte er naar schatting zo’n 9.000. De zogenoemde ‘zwarte tekeningen’ zijn werken in vele laagjes, geknipt en overschilderd. In een latere periode gaat Rodin heel vrij te werk. Het zijn ‘vloeibare tekeningen’ met prachtige aquarelnuances. “Hij keek naar het model, maar niet naar het papier en werkte de tekeningen later verder uit”, zegt Antoinette Le Normand-Romain. De tekeningen van vrouwen in gekke poses, soms met maar enkele lijnen en inktvlekken vormgegeven, doen ontzettend modern aan.

Tussen de Rodins hangen ook enkele tekeningen en schilderijen van de hedendaagse kunstenares Berlinde De Bruyckere. Af en toe moet je goed kijken om te zien welk werk van wie is. “Je wordt inderdaad op het verkeerde been gezet, maar daardoor ga je ook anders kijken”, zegt curator Pierre Muylle, die de bijdrage van Berlinde De Bruyckere coördineerde.

“Het is geen dubbelexpo. Het is een Rodin-tentoonstelling met enkele precieze momenten waarop het werk van De Bruyckere in dialoog treedt, iets toevoegt en je als toeschouwer activeert. Zo’n hedendaagse stem maakt je wakker, scherpt je aan en doet je anders naar Rodin kijken,” zegt Muylle. Dat levert pakkende combinaties op. ‘Into one another’, een liggend, verwrongen, wassen lichaam van De Bruyckere deelt de ruimte met een ‘Martelares’ van Rodin en ‘De gefolterde’ van Constantin Meunier. 

En dan zijn er de ‘Arcangelo’s’, aartsengelen van wie enkel de benen herkenbaar zijn. De rest van hun lichaam is verhuld onder doeken. In het museum staat een imposante versie in was en dierenhuid. In de hoofdkerk van Bergen hebben 3 engelen van lood en brons een plek gevonden op een prachtige locatie, in het koor. Ze zien er loodzwaar uit, maar ze balanceren op de toppen van hun tenen, tussen hemel en aarde.

Op een derde locatie in Bergen, in de ‘Tuin van de Burgemeester’ achter het stadhuis, vinden we de beroemde beeldengroep ‘De burgers van Calais’. En ook hier is er een Belgische link. Van de ‘burgers’ zijn er 12 exemplaren, over de hele wereld verspreid. Maar deze groep uit 1905 werd door de Belgische zakenman Raoul Warocqué besteld bij Rodin zelf. Het werk belandde in zijn kasteel in Mariemont en staat nu wat verscholen in het park van het museum van Mariemont. 

“Hier in Bergen komt het beter tot zijn recht, op een lage sokkel, op gelijk niveau met ons, burgers”, lacht Xavier Roland, directeur van het Museum voor Schone Kunsten van Bergen. Dat nu niet langer BAM wordt genoemd, maar wel onderdeel is van het CAP: ‘Culture-Art-Patrimoine’. Dat is een museumsite, met ook een nieuwe openbare tuin en een stadsmuseum.

De expo ‘Rodin. Een moderne renaissance’ is open van 13 april 2024 tot 18 augustus 2024. Lees dir artikel ook op vrtnws.be.

Adornes was here

In Brugge start een uitgebreid feestprogramma voor Anselm Adornes, geboren in 1424. Hij was een vooraanstaande textielmagnaat, maar ook een vertrouweling van het Bourgondische hof, een diplomaat én een reiziger, die met open vizier naar Jeruzalem en het Midden-Oosten trok. Zijn 600e verjaardag wordt gevierd met een tentoonstelling, een lijvig boek en een reeks concerten en lezingen.

Zeventien generaties later

Het is een van de mooiste en stilste hoekjes van Brugge, nog niet overspoeld door toeristen: het Adornesdomein, met als blikvanger de Jeruzalemkapel uit de 15e eeuw. De familie Adornes kwam in de middeleeuwen uit Genua naar Brugge. Honderden jaren later is het domein nog altijd in familiebezit, legt Véronique de Limburg Stirum uit: “Mijn man Maximilien is een telg uit de Adornesfamilie, 17 generaties verder dan Anselm Adornes.”

Om je in te leven in dit eeuwenoude familieverhaal, is de hoogst originele, 15e eeuwse Jeruzalemkapel de beste plaats. Die werd door Anselm Adornes ingericht naar het model van de Heilig-Grafkerk in Jeruzalem, na zijn terugkeer van een lange bedevaart.

Pal in het midden staat – pas gerestaureerd – het gigantische praalgraf van Anselm Adornes en zijn vrouw Margareta van der Banck. Het paar kreeg 16 kinderen. Klein detail: enkel het hart van Anselm ligt hier begraven; zijn lichaam is in Schotland gebleven, waar hij in 1483 werd vermoord.

Vivre noblement

Een Bruggeling van Italiaanse afkomst, die gewaagde reizen onderneemt, maar in Schotland aan zijn einde komt? Het levensverhaal van Anselm Adornes leest als een avontuurlijke roman. 

“Hij hoorde duidelijk bij de toonaangevende klasse van de maatschappij”, zegt Noël Geirnaert, voormalig hoofd van het Brugse stadsarchief. “Hij was bezig met het stadsbestuur en de stedelijke financiën, had goede relaties met de hertog van Bourgondië, stond aan het hoofd van een belangrijke textielververij.”

De Adornesclan voelde zich als een vis in het water in de internationale handel, de bankierswereld, de commerciële elite van Brugge die in de 15e eeuw heel internationaal was, verduidelijkt Jan Dumolyn, hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de UGent. “Het is een typisch voorbeeld van een handelsfamilie die op zeker moment adellijk wordt door sociale mobiliteit. Deze Jeruzalemkapel toont hun ambitie om op te klimmen en symbolisch sociaal prestige uit te stralen.”

Anselm leefde als een edelman, een ridder, met alles erop en eraan. “Toernooien, wapenschilden, een eigen bidplaats, een grafmonument en de belofte in zijn testament om geld aan de armen te geven. Het was ‘vivre noblement’, de levensstijl van iemand met heel groot aanzien”, zegt Dumolyn. 

Van Schotland tot het Heilig Land

Anselm Adornes maakte ook interessante reizen, die uitgebreid aan bod komen in de tentoonstelling in Brugge. Richting Schotland, bijvoorbeeld, en dat had alles te maken met zijn eigen business. Hij slaagde erin om een boycot van de wolhandel te doorbreken. Tot grote vreugde van de Schotse koning en van zijn geboortestad Brugge. Ironie van het lot: uiteindelijk werd Anselm jaren later in Schotland vermoord door tegenstanders van de koning

Zijn grootste en langste reis bracht Anselm, samen met zijn zoon Jan, naar het Heilig Land, naar Jeruzalem. Met vele tussenstops in Italië. De bedevaarders bleven 14 maanden weg. In de tentoonstelling zijn schitterende voorwerpen te zien die getuigen van hun reis: een fijn gesculpteerd houten kruis of een zilveren reliekhouder met steentjes van het heilig graf in Jeruzalem. Objecten uit de familieschat die anders nooit te zien zijn.

Ook onderweg ging hun aanwezigheid niet zomaar voorbij. In het beroemde Sint-Catharinaklooster in de Sinaïwoestijn, nu Egypte, is nu nog de naam van Adornes te lezen, gekapt in een steen bij de refter. “Adornes was here”, zou je in hedendaagse termen kunnen zeggen.

Uit het dagboek dat zoon Jan bijhield, blijkt dat de pelgrims open en geïnteresseerd op weg gingen. “Ongelooflijk boeiend”, vindt Véronique de Limburg Stirum. “Hun gevoelens en angsten zijn zeer hedendaags, maar hun bewondering voor andere culturen is indrukwekkend. Ook voor ons nu is Anselm een inspiratiebron. Hij toont hoe belangrijk het is om tot tolerantie te komen. Zeker met wat er nu gebeurt in het Midden-Oosten.”

“Armen en handen van mannen en vrouwen zijn vaak beschilderd en versierd met allerlei figuren. Ik kan niet begrijpen hoe die beschilderingen gefixeerd worden, want ze verdwijnen niet bij het wassen of door de tijd”, is te lezen in het reisdagboek, toen Adornes in Tunis was. Hij verbaasde zich dus over hennatattoos, die we nog altijd kennen.  

Historicus Jan Dumolyn heeft bewondering voor de vernieuwende ideeën van Adornes. “Hij was een humanist, toen dat nog heel pril was in onze gewesten. Hij verzamelde interessante nieuwe literatuur, volgde de ontwikkelingen in de wetenschap. Ook cultureel en intellectueel is dit een interessante familie.”

En intussen gaat het historisch onderzoek voort. “Daar zijn we al van de jaren 80 mee bezig en het zit de laatste jaren in een stroomversnelling”, zegt Noël Geirnaert, “door archeologische opgravingen, maar ook door vergeten gewaande documenten die naar boven komen”. Een kluif voor geschiedkundigen, die kosmopolitische Adornes-familie.   

De tentoonstelling ‘Glorie en tegenslag van een 15e eeuwse reiziger‘ loopt van 13 april 2024 tot 4 januari 2025 in het Adornesdomein in Brugge. Op 24 april verschijnt het boek ‘Een hemels Jeruzalem in Brugge’ van een hele reeks auteurs, onder leiding van Jan Dumolyn en Noël Geirnaert. Van 9 tot 12 mei staat de muziek uit de tijd van Adornes centraal tijdens het Gold-festival van Concertgebouw Brugge. Lees dit artikel ook op vrtnws.be.

Klimmen, schommelen en de klok luiden

12 teams van kunstenaars en architecten uit binnen- en buitenland palmen Brugge in met bijzondere openluchtkunst. Triënnale Brugge zoekt het dit keer in minder bekende, vaak ondergewaardeerde hoekjes van de stad, die wachten op een nieuwe, duurzame bestemming. Stap bijvoorbeeld een doodnormale garagepoort binnen en je belandt in een voormalige kloostertuin en in een ‘spinnentunnel’ van hightech textiel.

Al in de jaren 70 waren er in Brugge triënnales, gedurfde kunstmanifestaties. Roger Raveel liet er bijvoorbeeld houten zwanen dobberen op de reien. Na een lange stilte werden de driejaarlijkse kunstevenementen nieuw leven ingeblazen. Dit is de vierde in deze vorm: vaak monumentale, verrassende kunstinstallaties in openlucht in alle hoeken en kanten van Brugge, gratis toegankelijk.

12 teams van kunstenaars en architecten uit binnen- en buitenland werden uitgenodigd om ter plekke te komen kijken en zelf een locatie uit te kiezen. “Interessant hoe zij met een extern perspectief naar de stad kijken”, zegt Shendy Gardin, co-curator van Triënnale Brugge. Dit is een laboratorium om open vragen te stellen over kunst in de openbare ruimte, voegt haar collega Sevie Tsampalla toe. Het thema is dan ook ‘Spaces of possibility’. 

“Brugge is werelderfgoed, met een perspectief van eeuwen. Vooral hier is het extra boeiend om na te denken over verandering en duurzaamheid. Wat doen we met de ruimte die ons rest zodat de stad leefbaar blijft?”, vraagt Shendy Gardin. Precies in die tussenruimtes, die wachten op een herbestemming, precies daar zijn veel kunstenaars neergestreken met een tijdelijke interventie. 

In de buurt van het Zand in Brugge is in een verloren stukje groen een hoge, houten, open klokkentoren verrezen van het Thaise Bangkok Project Studio. Wie naar boven klimt in de elegante constructie kan de nieuwe klok laten luiden. En heeft een prachtig uitzicht op de stenen torens van Brugge.

Tussen twee Brugse straatjes in heeft het Zweedse architectenbureau Norell/Rohde een gemeenschapstuin aangelegd, met een nieuwe wand die wat aan een Japanse tuin doet denken, en tegelijk afschermt en opent. Alle materialen zijn hergebruikt, de makers hebben letterlijk stortplaatsen en tweedehandswinkels afgestruind. “Overdag is dit ‘Raamland’ voor iedereen, ’s avonds is het voor de buren, die hier hopelijk hun buitenwoonkamer van maken”, zegt Einar Rohde.

Nooit eerder was de tuin van het vroegere kapucijnenklooster open voor het publiek. In afwachting van herbestemming is het Amerikaanse architectenbureau SO-IL er neergestreken. Je stapt door een banale garagepoort en je tuimelt in een complex van tunnels, die gaandeweg binnenstebuiten gekeerd lijken. Ze zijn transparant en in 3D geweven van draad, gemaakt uit PET-flessen. Een technisch hoogstandje en een sprookjesachtige ervaring.

Nog meer verwijzingen naar textiel in de Hallen, waar ooit stoffen werden verhandeld. Op het binnenplein achter de overbekende Halletoren kun je op een zilveren stellage klimmen, met glimmende gordijnen als zeilen. Het Belgische team Traumnovelle doet je als bezoeker twijfelen: ben je hier toeschouwer of acteur?

En natuurlijk dobbert en drijft er kunst op de Brugse reien. In de Speelmansrei staan twee bronzen laarzen. ‘Who?’ van de Colombiaan Iván Argote. Wie droeg deze laarzen? En bij uitbreiding: wie verdient een standbeeld en wie niet? Nog zo’n postkaartjeslocatie is het Minnewater. Daar heeft de Zuid-Afrikaanse Sumayya Vally een ketting van prauwen neergelaten, gevuld met aarde en uitheemse planten. Vally werkt ook aan een permanente artistieke brug met prauwen over de Zenne in Vilvoorde.

Triënnale Brugge brengt je ook naar de open tuin van het psychiatrisch ziekenhuis Onze-Lieve-Vrouw. De Libanese kunstenares Mona Hatoum heeft er een smalle diepe ‘eenpersoonsgeul’ gegraven, bekleed met ruwe steen. Aan een balk hangt een schommel. Als je gaat zitten, is het bepaald beklemmend, maar duw je jezelf omhoog, dan zie je de hemel. Vrijheid en onvrijheid: dé thema’s van Hatoum.

Het meest geheimzinnige werk van de Triënnale is van de Belgische kunstenaar en architect Adrien Tirtiaux. Hij heeft een vergeten weg blootgelegd, mos en aarde ervan afgeschraapt en aan de beide uiteinden een golvend stuk groen toegevoegd, als een tong. 

Ook in andere Triënnale-installaties is de natuur nadrukkelijk aanwezig, met planten, zaadjes, bijenkasten. Tegelijk stellen Musea Brugge de tentoonstelling ‘Rebel garden’ voor, “omdat de verstoorde relatie tussen mens en natuur het meest prangende thema is”, zegt curator Michel Dewilde. 

Op de binnenkoer van het Gruuthusemuseum bots je al op enkele groene bergen van de Noorse kunstenaar Per Kristian Nygård en ook binnen “neemt de natuur het museum over”, met kunst in de vorm van distels of zwammen. In het Groeningemuseum dialogeert het werk van Gustave De Smet of Roger Raveel met hedendaagse kunstenaars als Rose Wylie en Nick Ervinck; op de zolder van het Museum Sint-Janshospitaal nemen natuur- en klimaatactivisten het over en zetten de mens op zijn plaats.

Triënnale Brugge loopt van 13 april tot 1 september 2024 en is gratis. ‘Rebel garden‘ in Musea Brugge: ook van 13 april tot 1 september. Lees dit artikel ook op vrtnws.be.

8 Beaufort

Beaufort, het 3-jaarlijkse gratis kunstrendez-vous langs de hele Belgische kust, toont 18 nieuwe sculpturen en installaties. 8 ervan blijven ook na Beaufort staan. Je vindt ze aan het strand, op de dijk, maar ook op onbekende, verborgen plekken. “Kunst die hier en nu bereikbaar is, voor wie er plots bij zonsondergang nood aan heeft,” zegt curator Els Wuyts.

Van west tot oost, van de moeren aan de Franse grens tot in Heist: je hebt meer dan een dag nodig om van kunstwerk tot kunstwerk te wandelen of te fietsen. Geen nood, Beaufort loopt tot 3 november. De zoektocht brengt je niet alleen naar het strand, maar ook naar allerlei minder bekende, onontdekte plekken langs de kust en in het hinterland.

Er zijn 18 nieuwe kunstwerken of kunstinstallaties te zien, van binnen- en buitenlandse artiesten. Alle kustgemeenten doen mee, op Bredene na, uit financiële overwegingen. 8 werken blijven permanent opgesteld. 

Curator Els Wuyts noemt Beaufort “een tentoonstelling van 68 kilometer lang”. Voor de 8e editie (‘Acht beaufort is stormachtig!’) vond ze een rode draad in “het weefsel van het leven”, het idee van vanzelfsprekende verbondenheid. “Welke herinneringen, verhalen, legendes, spelen zich af langs de kust? Kunnen we samen met kunstenaars zoeken naar plekken die in verandering zijn, waar ze een extra laag aan kunnen toevoegen met hun eigen authentieke beeldtaal?”

De afgelopen 3 jaar heeft Els Wuyts intensief gepuzzeld met kunstenaars en gemeentebesturen om het juiste werk op precies de goede plek te krijgen. Een verdoken natuurgebied in Nieuwpoort of het wijde strand van Zeebrugge. Figuratieve beelden of abstracte installaties.

Alles voelt anders in de nabijheid van de zee, waar je zintuigen geprikkeld worden. “Het is niet alleen kijken, maar ook ruiken of aanraken. Je neemt de hele omgeving mee, samen met de kunstwerken. Daarom een vraag aan de bezoekers: neem je tijd!”

Een eerste reis langs het parcours levert al enkele terugkerende thema’s op: op nogal wat kunstwerken en installaties kun je gaan zitten! In Blankenberge heeft de Franse artiest Romain Weintzem drie bankstellen neergezet, op de pier, bij de vuurtoren en in een park. Ze hebben krullerige ornamenten die aan de Blankenbergse belle epoque doen denken, maar het zijn ook gescheiden zitplaatsen. Je zit naast je buur, maar je kijkt een andere richting uit.

‘Al met der tyd’ is de mooie titel van een werk van de Taiwanese Pei-Hsuan Wang, die in Gent woont. Op een hoog duinpad vlak bij het Zeepreventorium in De Haan heeft ze twee oosterse bronzen beelden neergezet naast een bank. Om samen naar zee te turen.

In het schitterende natuurgebied Koolhofput in Nieuwpoort kun je je neervlijen op een bank van brons, die is samengesteld uit de afdrukken van de handen van honderden buurtbewoners. ‘At rest’ is een werk van de Spaans-Amerikaanse Selva Aparicio

In De Panne heeft kunstenaar Filip Vervaet in samenwerking met architectenkantoor Fallow een volledig plein hertekend, bij de in onbruik geraakte Sint-Pieterskerk. Die wordt binnenkort omgetoverd tot een bibliotheek. “Op oude foto’s is te zien dat de kerk indertijd in een duinenlandschap stond. Nu wordt het plein onthard en keert het duinlandschap terug”, zegt Vervaet. 

Hij voegde zeven blauwe lantaarns toe en een veelhoekig paviljoen van kleurrijk glas. Je kan erin stappen en op de betonnen banken zitten. In het midden spuit een fontein synchroon met de getijden van de Noordzee: bij eb maar enkele centimeters, bij vloed tot meer dan 4 meter hoog.

“Het werk is onderhevig aan heel wat veranderingen: licht, reflectie, zon, of zoals nu: mist. Bij laag tij zal de fontein een rustige plek zijn, bij vloed heel intens”. Het plein bevindt zich op een kilometer van het strand, maar Filip Vervaet ziet het werk als “een aankondiging van de zee, het heet dan ook ‘Staging sea’. Ik geef een podium aan de zee”.  

Vervaet voelt enige verwantschap met Paul Delvaux. “Zijn schilderijen spelen zich af tussen droom en werkelijkheid. Zo kijk ik ook naar mijn werk. Het moment tussen dag en nacht, waar alles in transformatie is, is een inspiratiebron”. 

En dan is er de toren van tuinstoelen. Het meestbesproken werk van Beaufort, nog voor het parcours van start ging. ‘Monobloc moments’ staat op een nietszeggende rotonde aan de rand van Wenduine. Sommige buurtbewoners vonden het werk ook maar niets. Sara Bjarland, een Finse kunstenares die al jaren in Amsterdam woont, legt uit wat haar bedoeling is: “Dit soort tuinstoelen zie je over de hele wereld. Iedereen heeft er wel een. We associëren ze met vakantie en vrije tijd, maar zo’n plastic stoel is ook een symbool voor de wegwerpmaatschappij”.    

Bjarland maakte afgietsels in een duurzaam materiaal: brons. Bij wijze van contrast met het vergankelijke plastic. En ze stapelde 47 stoelen tot een chaotische toren. “Alsof er een windstoot overheen is gegaan. Ik speel graag met het idee van entropie: dat alles uiteindelijk tot een toestand van chaos komt”. 

Over de negatieve reacties op haar eerste grote werk in de openbare ruimte maakt Sara Bjarland zich weinig zorgen: “Ik vind daar niet zoveel van en ik neem het ook niet persoonlijk. Mensen mogen het mooi of lelijk vinden. Daar hebben ze alle recht op. Het is vaak zo met kunst in de openbare ruimte dat niet iedereen van alles houdt. Ik vind het belangrijk dat een kunstwerk vragen stelt en mensen doet nadenken over de samenleving. Ik heb geprobeerd om iets te maken dat een beetje speels en poëtisch is. En ik hoop dat sommige mensen dat ook zien”. 

Nog een terugkerend thema in Beaufort 2024: de vrouw. Een grote blikvanger is ‘The herring’ van landgenoot Johan Creten, een enorme bronzen vrouw met een vis in de handen. Bij hoogtij worden haar voeten omspoeld door de Noordzee in Oostduinkerke.

Ook Oostende heeft een bijzondere vrouw te gast: ‘Moeder’ van de Nederlandse Femmy Otten is een witmarmeren beeld van een zwangere vrouw, die op één voet allerlei lichaamsdelen balanceert. Ze ligt in de waterpartij bij het Kursaal, niet ver van dat andere bekende beeld van Oostende, ‘dikke Matille’ van George Grard.

Op het monument voor Koning Albert in Nieuwpoort zijn het dan weer spelende meisjes, in iriserend groen. Ze maken een handstand of gooien de armen in de lucht. Werk van Alexandra Bircken

Beaufort is na acht edities een vaste waarde aan de Belgische kust, waar ook veel toeristen op af komen. Mooi is ook dat er na elke Beaufort kunstwerken permanent blijven staan. Het beeldenpark is intussen aangegroeid tot zo’n 50 stuks. Denk aan de bronzen wullok van Stief Desmet op de strekdam van Oostende of de “kanten” graafmachine van Wim Delvoye in Westende. En er komen er na deze editie dus 8 bij.

Voor het publiek is de openluchtexpo gratis. Het zijn de gemeenten en de provincie West-Vlaanderen die (diep) in de portemonnee tasten voor Beaufort. Voor een permanent kunstwerk betaalt een stad of gemeente tussen de 75.000 en 100.000 euro, een bedrag dat de provincie verdubbelt. Voor een tijdelijke bruikleen krijgen kunstenaars zo’n 10.000 tot 12.000 euro. “Veel geld, maar het is het waard”, zegt curator Els Wuyts. “Duurzame materialen, energie, transport zijn duur, maar we draaien elke eurocent om. En ik hoor van de gemeenten dat de return ongelooflijk is”.   

De return, dat zijn natuurlijk de vele toeristen die op artistieke ontdekkingstocht trekken, en tegelijk een fiets huren, een hotel boeken, uit eten gaan. Maar Beaufort is zoveel meer. Els Wuyts: “Ik geloof in de kracht van kunst, die een verschil kan maken en mensen hun leven kan veranderen.” 

“Het DNA van Beaufort is zo fijn, omdat het hier en nu bereikbaar is. Als iemand bij zonsondergang opeens tijd nodig heeft om een andere verbeelding op te zoeken, dan kan dat. Er zijn geen openingsuren, geen wachtrijen. Het is een manier om van heel nabij de dingen te kunnen ervaren en voelen. En wie weet is het een stimulans voor mensen om andere kunstprojecten te bezoeken. Wie hier komt proeven, kan de smaak te pakken krijgen”.  

Beaufort. Triënnale aan zee loopt van 27 maart tot 3 november 2024. Gratis toegang overal; een handige gids met kaartjes en uitleg kost 2 euro en is te vinden in de bureaus voor toerisme. Lees dit artikel ook op vrtnws.be.

Moeders, vaders, zonen, dochters

Ze zaten toevallig in hetzelfde journaal, twee moeders van dode zonen, van Sanda Dia en Aleksej Navalny. Annemie De Vel vroeg in een open brief om de ziel van Sanda te laten rusten. Tevergeefs. Haar verdriet wordt overstemd door harde oordelen en verdere polarisering.

Ljoedmila Navalnaja stuurden ze na de dood van Aleksej van het kastje naar de muur. Waar was zijn stoffelijk overschot? Het beeld van de kleine, warm ingeduffelde vrouw in dat onmetelijk witte en gure poollandschap sneed door merg en been. Toen de Russische autoriteiten het lichaam van Aleksej eindelijk overdroegen, moest ze bedelen om ergens een afscheidsdienst te mogen houden. Wat een tragedie. Ljoedmila leek wel Antigone, die haar dode broer niet mocht begraven van de koning, omdat hij staatsgevaarlijk was. Maar Antigone overtrad het verbod en gehoorzaamde aan andere, aan menselijke wetten.

Requiescat in pace. Het is zoveel doden niet vergund. In de documentairereeks “Het nieuwe ijzeren gordijn” was Rudi Vranckx getuige van een uitermate lugubere opdracht in Oekraïne. Militairen – vrijwilligers –  gaan er op zoek naar dode collega’s, die ergens op een slagveld zijn achtergebleven, in het puin van een huis, in een uitgebrande tank. Ze rapen letterlijk de menselijke resten bij elkaar en zoals het doodgravers betaamt kan er zelfs een morbide grap van af: “hé, je vergeet zijn voeten”.

In een loods leggen ze de bodybags op een rij. Daar proberen ze de slachtoffers te identificeren, zonder onderscheid te maken tussen eigen Oekraïense of vijandelijke Russische doden. Hoe moeizaam dat gaat, blijkt in Srebrenica, in Bosnië. Nog altijd worden daar slachtoffers gevonden van de genocide van 1995 en zijn er identificatieteams aan het werk.

Mijn hart is bij alle moeders, alle vaders die hun zonen en dochters nooit te ruste kunnen leggen. Die hen zien vertrekken uit Afrika, maar nimmermeer iets vernemen uit het zogenaamd beloofde land. Die hen niet terugvinden in het puin van Gaza.   

Onlangs ben ik een naam gaan inspreken in Kazerne Dossin. Cyrla Bursztyn, een Joodse huisvrouw van 57, werd op 8 augustus 1942 vanuit Mechelen met het VIIIe konvooi naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Een graf heeft ze nooit gekregen. Op de herdenkingsmuur in Mechelen vind ik een foto van Cyrla, met nogal ongetemd haar, een mooie bloes en oorbellen.

Misschien is haar ingesproken naam en leeftijd nu een immaterieel grafmonument. Het project “Elke naam telt” wil alle 25.843 uit België weggevoerden op die manier postuum eer betonen.

Dat zouden we ook voor al die andere doden moeten doen. De mensen zonder graf, die wegwaaien uit de bladzijden van de krant.

Tertio, 20 maart 2024. Beeld: Pieta van Käthe Kollwitz.

Humor, hoop en blauwe mannetjes

De Franstalige Belg Jean-Michel Folon, kortweg Folon, zou dit jaar 90 zijn geworden. Brussel eert hem met verschillende tentoonstellingen. Je komt zijn bronzen heerschappen tegen op straat en in het Magrittemuseum hangen zijn poëtische werken op papier naast die van Magritte.

Dromerige landschappen in pastelkleuren, vogels, boten, “blauwe mannetjes” die verloren lopen tussen gebouwen: de poëtische werken van Folon herken je uit de duizend. Zelfs als ze in dialoog gaan met verwante schilderijen van René Magritte in het Magrittemuseum. 

Op het Koningsplein, de Kunstberg, de Zavel en in de Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen in hartje Brussel loop je een twintigtal bronzen beelden van Folon tegen het lijf. Later deze lente volgen nog twee tentoonstellingen in Brussel. Tijd om deze bijzondere Belg te (her)ontdekken, want hij is wereldberoemd, behalve in Vlaanderen.

Jean-Michel Folon (1934-2005) werd geboren in Ukkel, studeerde architectuur, maar vertrok al snel naar Parijs om te leren tekenen en schilderen. Folon vertegenwoordigde ons land op de Biënnale van Venetië en stelde tentoon in musea over de hele wereld, van New York over Italië tot Japan. 

Folon tekende reclame-affiches, illustreerde boeken, ontwierp covers voor bladen als The New Yorker, maakte generieken voor de Franse televisie, illustreerde de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens voor Amnesty International. Altijd in zijn persoonlijke, herkenbare stijl.

Folon spreekt een beeldtaal waarin veel archetypische elementen terugkeren. Een oog, een vogel als symbool van de vrijheid of een koffertje. Op de Kunstberg in Brussel staat een enorme doorkijkkoffer, waarin de zee klotst. In de Sint-Hubertusgalerij zie je een man met zijn hoofd in een valies. “Folon was de man van de ingebeelde reizen; hij ging altijd innerlijk op zoek”, zegt Paul Schepers, gids bij de Fondation Folon in Terhulpen.

Zelf gaf Folon nooit veel uitleg over zijn werk; het is aan de toeschouwer om er een eigen betekenis in te zien. Hoe dan ook blijft zijn aandacht voor verstedelijking, vervreemding, verlies van natuur, oorlog, schending van mensenrechten uiterst actueel. Achter de dégradé pastelkleurtjes zit wel degelijk maatschappijkritiek.

“Hij was geen sarcastische cartoonist. Humor en hoop kenmerken zijn werk, dat mooi is, maar tegelijk ook gevaarlijk. Hij heeft een zachte techniek, hij schildert met zachte kleuren. Het is lieflijk, bijna kinderlijk eenvoudig. Dat trekt mensen aan. Als ze dichterbij komen, dan “pakt” hij ze en confronteert hen met de harde realiteit. Er zit altijd een boodschap in Folon”, zegt Paul Schepers. De kunstenaar kreeg door de jaren heen heel wat bijnamen: “de troubadour van de hoop”, of “de boodschapper van het beredeneerd optimisme”. 

Zowel in de aquarellen van Folon als in zijn monumentale beelden duikt vaak de man met de hoed op. Geen bolhoed zoals bij Magritte of Charlie Chaplin, maar een platte. “Die blauwe man met hoed en lange mantel, neutraal afgebeeld, zonder veel kenmerken: er wordt gezegd dat het Folon zelf is die zo mijmerend in de verte kijkt. Maar het is net zo goed iedereen. Het is Jan met de pet”, verduidelijkt Paul Schepers.  

Behalve de bronzen beelden op straat hebben ook tientallen aquarellen, tekeningen en sculpturen van Jean-Michel Folon een plekje gevonden in het Magrittemuseum, waar heel wat werk is weggehaald voor de 2 surrealisme-expo’s die net opengingen. Hét moment dus om Folon binnen te laten sluipen in het Magrittemuseum. 

Het is wonderlijk om te zien hoe Folon en Magritte vergelijkbare thema’s verkenden, zoals de maan, de sterrenhemel, een spiegel, een vogel, een sleutel, een bloem. Folon verfijnd en lichtvoetig, Magritte met meer kracht, maar allebei zetten ze de deur van de verbeelding open en weten ze de realiteit te herbetoveren.  

Nochtans hebben Magritte en Folon elkaar nooit ontmoet, ze waren van een andere generatie. Folon werd naar eigen zeggen wel van zijn paard gebliksemd in 1953, toen hij “Le domaine enchanté”, de enorme muurschilderingen van Magritte, aanschouwde in het casino van Knokke. Toen na de dood van de weduwe van Magritte hun volledige inboedel werd geveild, kocht Jean-Michel Folon enkele voorwerpen uit “de biografie van Magritte”.

Behalve de beeldenwandeling in hartje Brussel en de dubbelexpo Magritte-Folon in het Magrittemuseum komt er in maart een tentoonstelling in het Autriquehuis van Victor Horta, met allerlei “gevonden voorwerpen” van Folon. In april volgt dan een expo in het Designmuseum in het Atomium over zijn langlopende samenwerking met het Italiaanse merk Olivetti.

Ook buiten deze tentoonstellingen kun je werk van Folon tegenkomen in Brussel en elders. Nabij het Noordstation, vlak bij de Proximustoren staat permanent een reus die uit flatgebouwen is samengesteld: “La ville en marche”.

In het Warandepark aan het Koninklijk Paleis vind je een bronzen hand met een vogel, ter ere van verdwenen kinderen. In metrostation Montgomery word je verrast door het kleurenspektakel “Magic city”. In het gebouw van de RTBF aan de Reyerslaan is er sinds 1981 een mozaïek van Folon geïnstalleerd (zie foto hier onder). En ook op het strand van Knokke-Heist zit een mannetje van Folon.

En intussen zet Folon ook na zijn dood zijn internationale reis voort. In 2024 en 2025 zijn er grote overzichtstentoonstellingen gepland in de Japanse steden Tokio, Nagoya en Osaka.

Zover hoef je niet te reizen; de komende maanden is Brussel the place to be voor Folon-liefhebbers. Of steek even de taalgrens over naar de Fondation Folon in Terhulpen, een sprookjesachtig museum in een park naast het Zoniënwoud. Wees welkom, zegt gids Paul Schepers: “Ik ben altijd blij als er Vlaamse bezoekers komen. Jullie moeten Folon echt ontdekken, hij verdient het.”

Alle info over de Folon-tentoonstellingen in Brussel vind je hier. Lees dit artikel ook op vrtnws.be.

Ensor in Brussel

Na een eerste tentoonstelling met stillevens in zijn geboortestad Oostende gaat een tweede expo open in Brussel, in dit Ensorjaar. In de Koninklijke Bibliotheek zijn schilderijen, etsen en heel uitzonderlijk ook allerlei geestige tekeningen van James Ensor te zien. Oostendenaar Ensor studeerde in Brussel en kwam er vaak terug, om tentoon te stellen of vrienden op te zoeken. 

In Brussel kun je de komende maanden zo’n 75 schilderijen, etsen en ook tekeningen van James Ensor bewonderen in de Koninklijke Bibliotheek (KBR). Die heeft daarvoor de handen in elkaar geslagen met de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten. Na de stillevens van Ensor in Mu.ZEE in Oostende is het de tweede grote expo in het Ensorjaar, 75 jaar na zijn dood.

Maar James Ensor, dat is toch Oostende ten voeten uit? Natuurlijk, zegt Daan van Heesch, conservator van het prentenkabinet van de KBR en samen met Vanessa Braekeveld curator van deze tentoonstelling.

“Ensor is onlosmakelijk verbonden met Oostende, maar in Brussel kwam hij als mens en kunstenaar tot bloei”, vertelt hij. “Hij heeft hier gestudeerd. Hij kwam er jaar na jaar terug. Hij sloot er vriendschappen voor het leven. Het is ook de plek waar hij carrière heeft gemaakt en waar hij z’n eerste maskertaferelen heeft tentoongesteld”.

Al die stapjes in de Brusselse vormingsjaren van Ensor komen aan bod in de tentoonstelling. Je ziet er bijvoorbeeld de stijve modeltekeningen die hij moest maken in de Academie van Brussel, waar hij het drie jaar uitzong. In tekenen was hij niet slecht, maar voor schilderen bengelde hij achteraan de klas. Op zijn 20e hield hij het voor bekeken en ging helemaal anders schilderen, sociaal en ongepolijst, zoals “De lampenist”.

Ensor inspired by Brussels” leidt je door allerlei chique salons. De locatie is geen toeval, zegt Daan van Esch: “We bevinden ons in het paleis van Karel van Lotharingen, dat na de Belgische onafhankelijkheid herbestemd werd tot het eerste museum voor moderne kunst van ons land. Vanaf 1887 – Ensor is dan 27 – zal hij hier met de avant-gardekunstgroep Les XX zijn meest controversiële werk tentoonstellen. Precies op deze plek.”

Of hoe je letterlijk in de voetsporen van Ensor loopt, terwijl je zijn werk bekijkt.

James Ensor had ook een persoonlijke band met Brussel, lang nadat hij de Academie vaarwel had gezegd. Met zijn familie kwam hij elk jaar een poos in Brussel verblijven. Hij werd ook kind aan huis bij de familie Rousseau, die zijn werk ook aankocht. Hij logeerde er vaak, schilderde het interieur en raakte goed bevriend met de vrouw des huizes, Mariëtte Rousseau. Zij was wetenschapster, gespecialiseerd in schimmels en paddenstoelen.

“Hij had zeker een boontje voor haar, dat blijkt uit zijn brieven en zijn werken. Later zal hij verklaren dat de ontmoeting met Mariëtte de belangrijkste van zijn leven was”, zegt van Heesch. In de grappige ets “Zonderlinge insecten” beeldt Ensor zichzelf als kever en Mariëtte als libelle af. 

Mariëtte Rousseau plakte de vele brieven van Ensor, die hij uitbundig illustreerde, in een album. Eén pagina kun je bekijken op de expo; de andere moeten dringend worden gerestaureerd, waarvoor de KBR een crowdfundingactie opzet.

Tekeningen van Ensor worden zelden getoond. “Die werken op papier zijn heel fragiel en gevoelig voor licht. We kunnen ze maar drie maanden tentoonstellen. Je zal ze niet snel weer zien”, zegt van Heesch.

De Koninklijke Bibliotheek was er trouwens vroeg bij om het talent van Ensor te erkennen. Toen de kunstenaar 32 jaar was, kocht de KBR al 25 van zijn etsen. De oudste openbare Ensorcollectie is sindsdien fors uitgebreid. Een mooie selectie is daarvan nu te zien, samen met bekende schilderijen uit de Koninklijke Musea, zoals “De geërgerde maskers” of “De slechte geneesheren”.

Brussel bleef Ensor inspireren. “Hier kwam hij in contact met internationale kunstenaars, schrijvers, wetenschappers. Brussel was in zijn jonge jaren de voedingsbodem voor zijn kunst”, zegt van Heesch. Onder zijn vensterraam zag hij mensen betogen, en ook die massa’s vonden hun weg naar zijn etsen en schilderijen, zoals “De intrede van Christus in Brussel”, het grote werk dat in Los Angeles hangt.

“Ensor stak de draak met het establishment. Hij vertaalde de eisen van het volk, de roep om algemeen stemrecht in zijn werken”. Zoals in de tekening “België in de 19e eeuw”, waar koning Leopold II minachtend neerkijkt op betogers en vraagt “Wat willen jullie? Zijn jullie niet tevreden”?

Ensor inspired by Brussels” in de Koninklijke Bibliotheek op de Kunstberg van 22 februari tot 2 juni 2024. Meer over het Ensorjaar in Oostende en later dit jaar in Antwerpen lees je hier.

Surrealisme

100 jaar surrealisme: waar anders dan in Brussel kan dat worden gevierd met twee expo’s. Bozar belicht in “Histoire de ne pas rire” de Belgische scène; “Imagine” in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten brengt internationale surrealisten samen. De verbeelding aan de macht in twee grote, complementaire tentoonstellingen, waar veel te ontdekken (en te lachen) valt. 

“Ceci n’est pas une pipe”, de vogels, appels of vreemde bollen van René Magritte zijn wereldwijd bekend. België is hét land van het surrealisme; af en toe wordt het zelfs een surrealistisch land genoemd. En toch was het een Fransman, schrijver André Breton, die de beweging in gang zette met zijn eerste Surrealistisch Manifest, in 1924, een eeuw geleden dus. Breton brak een lans voor kunst en literatuur zonder controle van de rede. Het onderbewuste, de droomwereld, de fantasie moesten lekker vrij naar buiten stromen.  

Een echte stijl kun je het surrealisme niet noemen, het is meer een “state of mind”, zegt Ann Geeraerts, assistent-curator van de expo in Bozar. De Belgische surrealisten voorzagen “de dagdagelijkse realiteit van een kleine kwinkslag”; ze hadden humor en waren zeer politiek geëngageerd. Vanuit linkse, communistische hoek wilden ze de samenleving veranderen. 

Bozar duikt in de geschiedenis van de Belgische surrealisten; een kluwen van groepen, manifesten, publicaties, personen. In de expo zijn niet minder dan 260 schilderijen, tekeningen, foto’s, collages, objecten te zien, naast veel papieren documenten. Ze zijn op een bijzondere manier tentoongesteld, op panelen los van de museummuren. Je dwaalt erin rond als in een labyrint, en dat is ook de bedoeling, “als een surrealistische ervaring”, zegt Ann Geeraerts.

“Histoire de ne pas rire” is de titel van de tentoonstelling in Bozar, een zin van schrijver Paul Nougé. Een belangrijke denker en organisator van de surrealisten, die vaak de namen van de werken van René Magritte bedacht, maar zelf in de schaduw bleef. “Kwestie van niet te lachen: dat geeft het dubbele van deze tentoonstelling weer. De surrealisten waren enerzijds serieus: ze wilden echt wel dingen aanklagen in de maatschappij, maar tegelijk is het om te lachen,” verduidelijkt Ann Geeraerts.

De surrealisten stampten dus met plezier tegen de gevestigde orde. Erotiek en naakt waren daarbij een geliefkoosd middel. “Ze hebben de vrouw als muze op een voetstuk gezet en haar anderzijds geseksualiseerd. Zoals Simone de Beauvoir schreef in ‘Le deuxième sexe’: “In het surrealisme is de vrouw alles, behalve zichzelf”. Maar er is een andere kant, stipt Ann Geeraerts aan: “Tegelijk waren de surrealisten wel voorstanders van emancipatie en steunden ze vrouwelijke kunstenaars. Het is dus een dubbel verhaal. Het is te gemakkelijk om te zeggen dat ze een vrouwenhatende mannenbende waren”.  

Twee kunstenaressen springen eruit in Bozar: Jane Graverol en Rachel Baes. Hun schilderijen zitten vooral in privécollecties of in de depots van musea en zijn dus niet vaak te zien.

Rachel Baes was een tragisch figuur. In de jaren 30 was zij de minnares van de extreemrechtse Verdinaso-leider Joris Van Severen. Na zijn dood schilderde ze vooral onschuldige meisjes in beklemmende omgevingen. Rachel Baes zat in de kringen van René Magritte, werd door hem ook – op surrealistische wijze – geportretteerd, maar ze eindigde verbitterd en eenzaam in een groot huis in Brugge.

De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel (KMSKB) brengen tegelijk ook een grote tentoonstelling met surrealistische kunst, met als slogan “Imagine”.  Een “uitnodiging aan bezoekers om hun verbeelding de vrije loop te laten net zoals de surrealisten dat deden,” zegt conservator Francisca Vandepitte. Het is de eerste van een kransje internationale surrealismetentoonstellingen. Na Brussel zijn Parijs, Madrid, Hamburg en Philadelphia aan de beurt. Telkens met een andere insteek.

Grote internationale namen zie je in de KMSKB, zoals Salvador Dalí, Max Ernst of Giorgio de Chirico. Maar ook 17 werken van vrouwelijke surrealisten, zoals Dorothea Tanning of Meret Oppenheim. En verrassende combinaties met schilderijen van symbolisten zoals Fernand Khnopff, al even mysterieus als de surrealisten. In zalen met thema’s als de nacht of het woud kun je kijken en vergelijken, zegt Francisca Vandepitte. “en soms zal je twijfelen wie nu de symbolist of de surrealist is.” Ook de tentoonstelling in de KMSKB is erg ruim opgevat, met bijna 140 kunstwerken.

Een eeuw geleden werd het surrealisme geboren; de beweging is tientallen jaren blijven bestaan en de spirit ervan herken je nog altijd in kunst van vandaag. Of zoals René Magritte zegt in een later werk: “Ceci continue de ne pas être un pipe”.  Zeker in deze tijden “kunnen we wel wat verbeelding gebruiken”, besluit Ann Geeraerts van Bozar.

“Histoire de ne pas rire” in Bozar van 21 februari tot 16 juni 2024; “Imagine” in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van 21 februari tot 21 juli 2024. Lees dit artikel ook op vrtnws.be.

Naar de kern

Hoe hou je je staande in een chaotische wereld? Een dagelijkse vraag voor ieder van ons, maar ook een thema voor veel hedendaagse kunstenaars. De gratis tentoonstelling Artefact in het STUK in Leuven zoekt naar antwoorden, met een gevarieerd multimediaal festival. 

Kunst die iets te vertellen heeft over onze tijd: Artefact in kunstencentrum het STUK in Leuven is er sterk in en brengt geregeld tentoonstellingen met hedendaagse kunst die tot nadenken aanzet. Dit keer is het vertrekpunt een vers uit Four quartets van de Amerikaans-Britse dichter en Nobelprijswinnaar T. S. Eliot: At the still point of the turning world

Curator Karen Verschooren vertaalt dat als een vraag: “Hoe kan je wakker zijn te midden van alle onrust in de wereld en je toch staande houden”? Een herkenbare vraag, vult collega-curator Zeynep Kubat aan. “We leven in een wereld die helaas steeds repressiever is voor veel mensen; er is een ongelooflijke chaos van stemmen en meningen. Hoe vind je daar je weg in? In deze expo doen we een voorstel om te kijken naar kunst, te luisteren naar poëzie. Hoe vinden we ons eigen balancerend rustpunt in het hart van de storm? Om daar dan eens goed rond te kijken en dan weer in actie te schieten. Om het vuur brandend te houden.”

Kunstenaars doen dat op velerlei manieren, en die verscheidenheid kom je tegen als je door de nu eens verduisterde, dan weer heldere zalen van het STUK wandelt. De Oezbeekse Saodat Ismaelova en de native American Sky Hopinka zoeken met hun video’s een antwoord in hun voorouderlijke spiritualiteit. De Belgische Sophie Whettnall liet zich inspireren door het duizelingwekkende gebladerte van bomen en herschept die ervaring met oranje verf op enorme luchtige zijden doeken.

Een bijzondere trip, ook voor kinderen, is “Worlds away”. Je wandelt een tent binnen en je waant je onder water; je ziet bizarre zeewezens, je hoort geluiden én voelt allerlei trillingen. Anne Duk Hee Jordan is niet toevallig tegelijk kunstenaar, diepzeeduiker en therapeut. “Hoe begrijpen we de ecosystemen die ons omringen en hoe kunnen we daardoor nieuwe connecties aangaan met onszelf en met hen?” is de vraag die curator Zeynep Kubat zich stelt in deze installatie. Maar het is ook gewoon een leuke sensatie om je te laten meedrijven. “Totale ontspanning gegarandeerd”, lacht Karen Verschooren.

“Ondanks alles” strijd blijven voeren voor een menswaardig bestaan

(Geëngageerde) poëzie is nadrukkelijk aanwezig in veel werken. De Chileense Amerikaan Alfredo Jaar putte uit de gedichten van de Russische Anna Achmatova, over het geweld tijdens het Stalin-tijdperk, en maakte een neon-kunstwerk met haar verzen.

So much to do today:
kill memory,
kill pain,
turn heart to stone,
and yet prepare to live again.

Het zit ‘m in die and yet, zegt Karen Verschoore. Desondanks, misschien, en toch de energie vinden om de beweging te laten voortduren, om strijd te blijven voeren voor een menswaardig bestaan”.

Het “balancerend rustpunt in het midden van de storm” kan heel intiem zijn. Bijvoorbeeld in de poëtische dagboekschilderijtjes van de Belgische Arpaïs Du Bois of de meditatieve doeken van de Koreaanse Hyun-Sook Song, die aan kalligrafie doen denken. De hypnotiserende video “We’ll find you when the sun goes black” van de Belgische Anouk De Clercq brengt je dan weer in harmonie met de kosmos.

“Het is geen kumbaya-tentoonstelling, zo van: laten we allemaal samenkomen en de wereld wordt beter”, waarschuwt Karen Verschooren. “Er zit veel vuur en energie in, maar best wel ook kwaadheid, weerbarstigheid, en daardoor ook weerstand. Ik hoop dat mensen een stukje geheeld naar buiten wandelen, maar vooral ook vol energie, gevoed en wakker geschud”.

Artefact in het STUK in Leuven van 8 tot en met 25 februari. Behalve de gratis tentoonstelling met hedendaagse beeldende kunst is er ook een uitgebreid muziek- en klankprogramma en zijn er ook films over het thema. Alle info vind je hier

Lees dit artikel ook op vrtnws.be.

Wie stil is, hoort meer

De rust tijdens de lockdown, de windstilte in de duinen of de verslagen sfeer na een verloren voetbalmatch: stilte is er in soorten. Je kan er zelf van proeven in Turnhout, waar cultuurhuis De Warande in februari de stilte viert. Bijvoorbeeld in het “Stiltemuseum” van theatermaker Sanne Vanderbruggen: “In een wereld die vraagt om zo luid en zo zichtbaar mogelijk te zijn, is de kunst van het luisteren belangrijk”.  

Noem het geen festival, want dat woord klinkt te luid. Februari is wel stilte”maand” in cultuurcentrum De Warande in Turnhout, met voorstellingen, lezingen, wandelingen en ook een heus “Stiltemuseum”, een project van theatermaker Sanne Vanderbruggen, een Vlaamse die in Amsterdam woont en werkt.

In het “Stiltemuseum” kun je met een hoofdtelefoon verschillende soorten stilte ontdekken. Sanne Vanderbruggen is de gids tussen alle geluiden die ze zelf opnam. “De stilte in de galmende ruimte van een kapel klinkt anders dan de gedempte stilte van een zandduin op Terschelling”. Je kan er zelfs luisteren naar de oerknal: “de moeder aller stiltes, want er was nog geen ruimte, of “iets” om geluid in te transporteren”. 

Waar komt de fascinatie voor stilte vandaan bij Sanne Vanderbruggen? “Ik was overwerkt en moest om gezondheidsredenen stoppen met werken. Ik woonde op een drukke plaats in Amsterdam. Op zeker moment kon ik alleen in mijn geluiddichte badkamer zitten. Daar ben ik gaan nadenken: hoe kan ik deze ruimte, dit gevoel van stilte bewaren?”

Op dat moment kreeg Sanne Vanderbruggen een vraag voor de jaarlijkse Dodenherdenking op 4 mei. Dan wordt er op de Dam in Amsterdam twee minuten stilte in acht genomen voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Voor het ‘Theater na de Dam’ schreef ze een tekst waarin ze verwoordde wat alle gedachten van alle mensen waren tijdens die twee minuten stilte. “Ik wilde hoorbaar maken wat er allemaal gedacht wordt en de verscheidenheid ervan naast elkaar laten bestaan.”

Vanderbruggen begon op allerlei stille momenten en locaties geluidsopnames te maken. Dat uitgebreide onderzoek werd de bron van het “Stiltemuseum”.  

Als gestreste mens op zoek gaan naar rust en stilte: dat klinkt logisch. Maar minstens even interessant is het, wanneer mensen samen stilvallen, vindt Sanne Vanderbruggen. “Zoals de eerste keer toen we een avondklok hadden tijdens de lockdown. Toen heb vanuit het raam de eerste minuut stilte opgenomen. Collectieve stiltes vind ik overweldigend. Als je een plein vol mensen hebt die stil zijn, dan is dat veel indrukwekkender dan een voetbalstadion vol schreeuwende mensen. In die stilte zijn we het als het ware met elkaar eens”. Collectieve stilte stemt hoopvol, vindt Sanne Vanderbruggen.

Over voetbal gesproken. “Een stilte die tot het collectieve geheugen behoort, is die na de uitschakeling van Ajax in de Champions League. De avond was vol van verwachting en iedereen zat klaar om te feesten. Maar de weg naar huis was muisstil. Zo stil had ik Amsterdam nog nooit gehoord!”

Volgens het woordenboek Van Dale is stilte een toestand met geen of weinig beweging, geen of weinig wind, geen of weinig geluid. Een negatieve definitie dus. Dat ziet Sanne Vanderbruggen helemaal anders: “Ik wil stilte niet benaderen als het ontbreken van geluid of van iets anders. Door heel goed te luisteren naar nuanceverschillen wil ik de stilte net op een sokkel zetten. Stilte zou meer een onderdeel van ons bestaan moeten zijn, in plaats van een luxeproduct.” 

Het thema stilte verdient meer aandacht “in een wereld waar wordt gevraagd om zo luid en zo zichtbaar mogelijk te zijn. We zijn meer bezig met hard schreeuwen om gehoord te worden dan met de kunst van het luisteren. Door te luisteren ben je je bewuster dat je onderdeel bent van je omgeving. Wie zelf stil is, hoort meer. Dat is heel belangrijk.”

Om alvast wat te oefenen, kun je dus terecht in het “Stiltemuseum”. Dat nog altijd aangroeit met nieuwe opnames, zegt Sanne Vanderbruggen: “Mensen sturen me stiltes op”.

Het “Stiltemuseum” van Sanne Vanderbruggen in De Warande in Turnhout op donderdag 8 en vrijdag 9 februari 2024. De stille maand loopt van 7 tot en met 26 februari. Meer info vind je hier.

Lees dit artikel ook op vrtnws.be.